1. Moet(en) echt: Gebruik je om aan te geven dat iets noodzakelijk of verplicht is. Dit is een formele en dwingende vorm.
>You must be 18 years or older to use this service.
>You must take your pills.
2. Moet(en) wel: Gebruik je om aan te geven dat iets logisch of onvermijdelijk is. Het duidt op een conclusie die bijna zeker waar is.
> He must be ready by now. (Hij moet nu wel klaar zijn.)
> Suzy left an hour ago, so she must be home now. (Suzy vertrok een uur geleden, dus ze moet nu wel thuis zijn.)