stroom 2

Hoeveel kost stroom thuis

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BouwtechniekPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoeveel kost stroom thuis

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de opdracht
Door het maken van de opdracht leer je:
* hoeveel vermogen jullie stofzuiger en andere apparaten hebben.
* berekenen wat jullie thuis per dag aan stroom moeten betalen.

Slide 2 - Tekstslide

Werken in stappen
Deze opdracht lukt alleen als je werkt in stappen.

De stappen staan op de volgende dia's.

Goed lezen en kijken. Dan moet het lukken.


Slide 3 - Tekstslide

stap 1:
* Pak een stofzuiger, een leeg schrijfblaadje en een pen.
* Pak de stofzuiger. Zoek naar een plaatje of sticker aan de onderkant (kan ook bovenkant) van de stofzuiger. 

* Zoek op het plaatje / sticker naar de hoofdletter W. 
* Gevonden? Er staat een getal voor de W. Welk getal?
* Pak je lege blaadje. Schrijf bovenaan stap 1. Schrijf daarachter het getal en de hoofdletter W                      
bijvoorbeeld   stap 1: 1800 W


Slide 4 - Tekstslide

stap 2:









Welke getallen lees je op de plaatjes / stickers?
Vul dat in bij de puntjes.
* Ga thuis op zoek naar 3 electrische apparaten.
bv mixer, koffiezetapparaat, waterkoker.
* Zoek op alle apparaten de sticker / plaatje.
* lees op de stickers / plaatjes het getal dat voor de W staat.
* pak je schrijfblaadje: schrijf onder stap 1

stap 2:
mixer                                         ......... W
koffiezetapparaat               .......... W
waterkoker                             ...........W



Slide 5 - Tekstslide

theorie
W = Watt

Het geeft aan hoeveel stroom een apparaat gebruikt.

Slide 6 - Tekstslide

stap 3:







meterstand deze week






* Loop naar de meterkast
* lees  de meterstand van de stroom
* Pak je schrijfblaadje
* Schrijf op
stap 3:
meterstand week 2: ...........
schrijf op de puntjes het getal wat in de display staat.


Slide 7 - Tekstslide

stap 4:


meterstand vorige week

* Vorige week heb je de getallen op de meter in jullie meterkast gelezen.
* Je hebt de getallen opgeschreven of getypt.
* Wat was het ook al weer? Zoek het op.
* Pak je schrijfblaadje
schrijf op:
stap 4: stand vorige week: ..........

Op de puntjes schrijf je de getallen die je vorige week op de meter hebt gelezen.

Slide 8 - Tekstslide

Stap 5:


Je gaat berekenen hoeveel stroom jullie afgelopen week thuis gebruikt hebben.

* Pak je schrijfblaadje.
* schrijf nu op:
stap 5: meterstand week 2 ...........
(Op de puntjes vul je de stand van week 2 in. Kun je aflezen bij stap 3)
* schrijf daarna op
stap 5: meterstand vorige week .......
(Op de puntjes vul je de stand van vorige week in. Kun je aflezen bij stap 4.)
* maak een eraf som.
schrijf op:
stap 5: .................................   - ........................................... =
meterstand week 2 - meterstand vorige week=
* reken de som uit met een rekenmachine.
schrijf het antwoord achter de som.


Slide 9 - Tekstslide

stap 6:

Je gaat berekenen hoeveel stroom jullie per dag hebben verbruikt.

* Hoeveel dagen geleden heb je voor de eerste keer de stand gelezen op de meter?
Bij mij is dat 6 dagen geleden.
* Kijk naar het antwoord van de som van stap 5.
Bij mij is dat 30
* Je gaat een deelsom maken.
schrijf op:
 stap 6:  ..................................... : ......................... =
                antwoord op de som : aantal dagen=
Schrijf het antwoord achter de som.

Bij mij is de som:
30:6=5

Slide 10 - Tekstslide

stap 7:


Je gaat berekenen hoeveel jullie thuis per dag voor de stroom moeten betalen.

1 kwh kost 0,23 eurocent
* Bij stap 6 heb je een som opgeschreven. Kijk naar het antwoord.
* Maak met het antwoord een keer som.
* Pak je schrijfblaadje en schrijf op:
0,23 x ......... = ......... eurocent
schijf bij de eerste puntjes het antwoord van stap 6. Reken de som uit met een rerkenmachine. Schrijf het antwoord achter de som.

Dit zou mijn som zijn:
0,23 x5= 1,15 eurocent

Slide 11 - Tekstslide

stap 8:


opdracht inleveren

* Pak je schrijfblaadje.
* Ga checken: Heb je bij alle 7 stappen iets opgeschreven?
* Ben je tevreden? Dan kun je het inleveren!

Succes!!!


Slide 12 - Tekstslide