In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
3.2
Mechanisering en automatisering
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Wat kan een nadeel zijn van automatisering?
A
Automatische toestellen gaan snel stuk
B
Er zijn geen nadelen
C
Automatische toestellen zijn complex in de bediening
D
Arbeidsplaatsen kunnen verloren gaan
Slide 3 - Quizvraag
3.3
Afzet en omzet
Brutowinst
Nettowinst
Verlies
Slide 4 - Tekstslide
Afzet
Afzet = het aantal producten wat een bedrijf verkoopt
Slide 5 - Tekstslide
Omzet
Omzet = het totale bedrag van de verkochte producten
Omzet = Afzet x verkoopprijs (zonder btw)
Verkoopprijs= verkoopwaarde= opbrengsten van de verkopen
Slide 6 - Tekstslide
Hoe noem je het aantal verkochte producten?
A
Omzet
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettowinst
Slide 7 - Quizvraag
Het totale bedrag van de verkochte producten noem je
A
Omzet
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettowinst
Slide 8 - Quizvraag
Berekening
Omzet = Afzet x verkoopprijs (zonder btw)
Verkoopprijs= verkoopwaarde= opbrengsten van de verkopen
Vb: in eenjaar worden 470 truien verkocht voor €45 per stuk. Afzet=> 470 Omzet=> 470 x €45= € 21.150
Slide 9 - Tekstslide
Een zak chips kost € 1,20. Aan het begin van de dag liggen er 23 zakken in het schap. Aan het einde van de dag liggen er nog 11 zakken. Wat is de afzet geweest voor deze zak chips?
A
11
B
12
C
22
D
23
Slide 10 - Quizvraag
Een zak chips kost € 1,20. Aan het begin van de dag liggen er 23 zakken in het schap. Aan het einde van de dag liggen er nog 11 zakken. Wat is de omzet geweest voor deze zak chips?
A
Slide 11 - Quizvraag
brutowinst
Slide 12 - Tekstslide
Bedrijfskosten en nettowinst
Brutowinst is niet de uiteindelijke winst. Er gaan eerst nog bedrijfskosten vanaf, dan krijg je de nettowinst.
Voorbeelden van bedrijfskosten: huur, loon, energie