ka 5 tm 10

Welk begrip past het best bij het kenmerkende aspect hernieuwde oriëntatie op de klassieke oudheid
A
protestantisme
B
expansie
C
wereldbeeld
D
renaissance
1 / 51
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Welk begrip past het best bij het kenmerkende aspect hernieuwde oriëntatie op de klassieke oudheid
A
protestantisme
B
expansie
C
wereldbeeld
D
renaissance

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de bron en de drie kenmerkende aspecten van de tijd van ontdekkers en hervormers (A-C)

Bij welk kenmerkend aspect past de bron het beste?
A
de Opstand en het ontstaan van een onafhankelijke Nederlandse staat
B
de Reformatie en de splitsing van de christelijke kerk
C
het begin van de Europese overzeese expansie

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik bron en de drie kenmerkende aspecten van de tijd van ontdekkers en hervormers (A-C).
Bij welk kenmerkend aspect past de bron het beste?

A
de Opstand en het ontstaan van een onafhankelijke Nederlandse staat
B
de Reformatie en de splitsing van de christelijke kerk
C
het begin van de Europese overzeese expansie

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De protestantse reformatie
A
mentaal
B
cultureel
C
politiek
D
economisch

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet weg?
A
reformatie
B
contrareformatie
C
renaissance
D
protestantisme

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Luther en zijn 95 stellingen
A
De Nederlandse opstand
B
Reformatie
C
Renaissance
D
Begin Europese expansie

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leonardo Da Vinci
A
De Nederlandse opstand
B
Reformatie
C
Renaissance
D
Begin Europese expansie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom gingen Europeanen op ontdekkingsreis?
A
Omdat ze dit leuk vonden.
B
Zij gingen niet op ontdekkingsreis
C
Omdat dit moest van de kerk
D
Om een nieuwe weg naar Indië te vinden.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom konden mensen op ontdekkingsreizen gaan?
Ze konden op ontdekkingsreis omdat...
A
de mensen meer tijd over hadden en zich eerder verveelde.
B
er luxere schepen werden gemaakt.
C
Het kompas werd ontdekt en het was makkelijker om eten lang te bewaren
D
Er betere schepen en zeiltechnieken waren uitgevonden .

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor verspreidde de reformatie snel over Europa?


A
bodes
B
nieuwe wegen
C
ontdekkingsreizigers
D
boekdrukkunst

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Willem van Oranje
A
De Nederlandse opstand
B
Reformatie
C
Renaissance
D
Begin Europese expansie

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Karel V wilde zijn rijk vanuit 1 punt besturen. Dit heet ....
A
Centralisatie
B
Particularisme
C
Hervorming
D
Reformatie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

.

Welk kenmerkend aspect hoort bij tijdvak 7?
A
de Reformatie en de splitsing van de christelijke kerk
B
het begin van staatsvorming en centralisatie
C
het streven van vorsten naar absolute macht
D
geen van de genoemde kenmerkende aspecten is juist

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we de periode waarin men kritischer gaat worden naar tradities en politiek?
A
Reformatie
B
Hervorming
C
Verlichting
D
Vernieuwing

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

VOC
A
De protestantse reformatie
B
Het begin van de Europese expansie
C
Het begin van een wereldeconomie
D
De opstand in de Nederlanden

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke (tijds)volgorde is juist?
A
VOC - WIC - Oostzeehandel
B
Oostzeehandel - VOC - WIC
C
Oostzeehandel - WIC - VOC
D
VOC - Oostzeehandel - WIC

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom gaf de Staten Generaal de opdracht om samen te gaan werken in de VOC?
A
Om concurrentie tegen te gaan.
B
Om vijanden uit te schakelen.
C
Om te handelen met Indië.
D
Om een monopolie te krijgen op Indische specerijen.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat waren de twee overeenkomsten tussen de VOC en de WIC?
A
Ze werkten samen in een compagnie.
B
Ze voeren met grote handelsschepen op Indië.
C
Ze brachten allebei hun handelswaar naar Amerika.
D
Ze hadden allebei een monopolie op de handel.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De wetenschappelijke revolutie
A
Tijdvak 5
B
Tijdvak 6

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord is waar?
A
De raadspensionaris en de stadhouder waren allebei regenten
B
Ze waren allebei geen regenten
C
De stadhouder en de raadspensionaris waren de enige regenten
D
Alleen de raadspensionaris was regent; de stadhouder was een prins

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke Revolutie was eerst?
A
Franse Revolutie
B
Amerikaanse Revolutie
C
Bataafse Revolutie
D
Industriële Revolutie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verlichting is een gevolg van
...
A
Wetenschappelijke revolutie
B
Feodalisme
C
De Reformatie
D
Plantagekoloniën

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze afbeelding past
bij...
A
absolutisme
B
verlicht absolutisme
C
hofstelsel
D
abolitionisme

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kern van het verlicht absolutisme is:
A
Alles voor het volk, niets door het volk
B
L'état c'est moi
C
Ik denk dus ik besta
D
No taxation without representation

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort er bij de periode 1500-1800?
A
Handelskolonialisme
B
Exploitatiekolonie
C
Dekolonisatie
D
Industrieel kolonialisme

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

KA … De opkomst van de …. stromingen zoals liberalisme
A
economisch-sociale
B
politiek-maatschappelijke
C
extreme
D
politieke

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de 19e eeuw?
A
Opkomst van de politiek-maatschappelijke stromingen
B
Rationeel optimisme en ‘’verlicht denken’’
C
De neergang van emancipatiebewegingen
D
De democratische revoluties in westerse landen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stromingen worden gezien als 'emancipatiebewegingen'?
A
Socialisme
B
Feminisme
C
Liberalisme
D
Conservatisme

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was GEEN oorzaak voor de industriële revolutie?
A
Bevolkingsgroei
B
Landbouwvernieuwingen
C
Democratisering
D
Uitvindingen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1848 heeft Thorbecke de grondwet geschreven. Thorbecke schreef: 'de koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.'

Thorbecke was ...
A
Liberaal
B
Conservatief
C
Confessioneel
D
Socialist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we het probleem van de armoede van de arbeiders?
A
Sociale wetten
B
Sociale zoektocht
C
Sociale kwestie
D
Sociale zekerheid

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Europese expansie in Azië en Afrika tussen 1870 en 1914 waardoor grote koloniale rijken ontstonden noemen we:
A
nieuw imperialisme
B
modern imperialisme
C
explosief imperialisme
D
vernieuwd imperialisme

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De beurskrach vond plaats in
A
1929
B
1930
C
1931
D
1933

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De rijksdagbrand vond plaats in
A
1932
B
1933
C
1934
D
1935

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


"Privébezit? Daar doen wij niet aan!!!"
A
Fascisme
B
Nationaalsocialisme
C
communisme

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fascisme is niet...
A
nationalistisch
B
terroristisch
C
totalitair
D
anti semitisch

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het verdrag waardoor Duitsland herstelbetalingen aan Frankrijk ?
A
Verdrag van Parijs
B
Verdrag van Wenen
C
Verdrag van Waterloo
D
Verdrag van Versailles

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is een voorbeeld van...
A
Nationalisme
B
Holocaust
C
Propaganda
D
Antisemitisme

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke fasen in de bevrijding van het Nederlandse grondgebied kun je onderscheiden?
A
D-Day > zuiden bevrijd > noorden hongerwinter
B
zuiden bevrijd > noorden hongerwinter > D-Day
C
zuiden bevrijd > D-Day > noorden hongerwinter

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat waren de oorzaken van het uitbreken van WO1?
A
Nationalisme, modern imperialisme, socialisme
B
Modern imperialisme, nationalisme, vaderlandsliefde
C
Modern imperialisme, nationalisme, bondgenootschappen
D
Bondgenootschappen, liberalisme, nationalisme

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heeft volgens jou GEEN invloed gehad op het opkomend nationalisme in Indonesië?
A
De NL onderdrukking
B
De bouw van ziekenhuizen
C
Onderwijs voor de Indonesiërs
D
Soekarno

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk Woord Weg?
A
Verzuiling
B
Welvaart
C
Televisie
D
forensensteden

Slide 42 - Quizvraag

Verzuiling nam af, rest nam toe
De jaren 1950 kenmerken zich door
A
hard werken, zuinigheid, verzuiling
B
hard werken, ontzuiling, welvaart
C
ontkerkelijking, individualisering, verzuiling

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerkend voor de jaren '60 in Nederland was...
A
Verzuiling
B
Ontstaan jongerenculturen
C
Geld sparen
D
Emigratie

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van de periode 1945-1975 zijn:
A
ontzuiling, dekolonisatie, vreedzame co-existentie
B
verzuiling, dekolonisatie, vreedzame co-existentie
C
ontzuiling, kolonisatie, vreedzame co-existentie
D
ontzuiling, dekolonisatie, koude oorlog

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurde eerst, de Duitse eenwording of de oprichting van de Europese unie?
A
Oprichting van de Europese Unie
B
Duitse eenwording
C
Het gebeurde tegelijk

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kenmerkend aspect
past bij deze bron?
A
Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme
B
De dekolonisatie die een eind maakt aan de westerse hegemonie
C
De ontwikkeling pluriforme en multiculturele samenlev
D
De eenwording van Europa

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering over de Europese Unie is juist?
A
Door de invoering van de euro was de Europese eenwording voltooid.
B
Door de oprichting van het Europees Parlement werd de democratische controle op de Raad van Ministers versterkt.
C
Door de oprichting van het Europees Parlement werd de democratische controle op de Europese Commissie versterkt.
D
Geen van de genoemde beweringen is juist.

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Amerikaanse president Truman wil de uitbreiding van het communisme in Europa voorkomen. Hoe probeert hij dit doel te bereiken?
A
Door een ijzeren gordijn te bouwen door Europa
B
Door in Europa communistische partijen te verbieden
C
Door de Europese eenwording te stimuleren
D
Door in Europa volksdemocratieën te stichten

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk maatschappelijke verschijnselen past bij de periode na 1990?
A
Er is bezorgdheid dat door de Europese eenwording de Nederlands identiteit verdwijnt.
B
Er ontstaat voor het eerst een jongerencultuur, mede onder Amerikaanse invloed.
C
In Nederland komen gastarbeiders uit het Middellandse Zeegebied werken, vooral in de industrie.
D
Verzuilde organisaties spelen een belangrijke rol in het dagelijks leven.

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welke organisatie begon de Europese eenwording?
A
EG
B
EEG
C
EU
D
EGKS

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies