Engels Chapter 9.3

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Chapter 9.3
*Chapter 9.3 Going on a trip
*Theory
*Grammar: Prepositions
*Make Exercises +Speaking assignment
Next period: Knowledge test Chapter 9

Slide 2 - Tekstslide

When you go on a trip by train to Micropia and you need extra information. What kind of questions would you ask?? Time, destination, buy tickets, check in/out

Slide 3 - Open vraag

Grammar Chapter 9.3 : Prepositions

Powerpoint Chapter 9.2

Slide 4 - Tekstslide

Work in pairs:
Do exercise 4
You have booked a cabin on the Ferry to England, but you got ill. You call to change your booking or
You call an airline company to change your seat on their flight as their website isn't working properly (seat options: window, aisle, front/back of the plane, near exit, over wings, etc.).

Slide 5 - Tekstslide

 Charter 9.3
 Going on a trip!
Make exercise 1+2+Grammar 45 prepositions+exercise 3+4 Speaking assignment: work with a classmate!

Slide 6 - Tekstslide

Next week:
Practice Test Chapter 
9.1 t/m 9.4
Vocabulary+grammar: Questions, Genetive, Negations, Prepositions

Slide 7 - Tekstslide

Have a nice day !

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

FUTURE: optie 1
1. Present con­tinu­ous: iets is afge­sproken, ge­p­land of gere­geld – het ge­beurt binnen­kort op een afge­sproken tijd­stip.

Bijvoorbeeld:
I am start­ing my new job next week.
The rugby team is play­ing in the semi-fi­nal next week.


Slide 11 - Tekstslide

FUTURE: optie 2
2. am/is/are + go­ing to + het hele werkwoord: 
Iemand is iets van plan, of je doet een voor­spelling waar­voor je be­wijs hebt.

Bijvoorbeeld:
Ac­cord­ing to the weath­er fore­cast, it’s go­ing to be a sunny day. 
(voor­spelling met be­wijs).
The Prime Min­is­ter is go­ing to dis­cuss the is­sue at the next meet­ing. (plan)

Slide 12 - Tekstslide

FUTURE: optie 3
3. shall of will + het hele werkwoord:

be­loft­es, aankondi­gin­gen en be­sluiten
voor­spellin­gen waar je geen be­wijs voor hebt
Bij I en we in bevesti­gende en ontkennende zinnen mag je shall en will beide gebruiken.
Bij I en we moet je shall gebruiken wan­neer je een vraag stelt (je doet een aan­bod of voor­stel).
The Queen will ad­dress the na­tion in her Christ­mas mes­sage. (aankondi­ging)
Char­lotte is not sure they will like her pro­pos­al.
(voor­spelling zon­der be­wijs)
We will not (won’t) at­tend / shall not (shan’t) at­tend the hear­ing to­mor­row.
Shall I get you a cup of tea?
Shall we go on foot?







Slide 13 - Tekstslide