In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke eisen worden er gesteld aan een draaibank (voor- en nadraaien)
Slide 2 - Open vraag
Noem 1 van de 4 hoofddelen van de draaibank
Slide 3 - Open vraag
Noem minimaal 2 van de 3 soorten sleden van een draaibank
Slide 4 - Open vraag
Noem minimaal 3 van de 5 opties waarvoor je een losse kop gebruikt
Slide 5 - Open vraag
Welke 3 aspecten zijn belangrijk bij het construeren van een draaibank
Slide 6 - Open vraag
Waarom wordt gietijzer gebruikt in een frame van een draaibank
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Welke 3 belangrijke hoeken kennen we nog van boren in LJ1
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Als ik wil kijken of ik een linkse of een rechtse beitel heb kijk ik:
A
Met de beitel naar me toe gericht
B
Met de beitel van me af gericht.
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Welke 2 groepen beitels zijn er
A
Voor rond en vierkant draaien
B
Voor langs- en dwarsdraaien
C
Voor inwendig en uitwendig draaien
D
Voor grote en kleine diameters
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Waarvan hangt het af hoe groot je de spaanhoek kiest?
A
de elasticiteit van het werkstukmateriaal
B
de weerstand van het werkstukmateriaal
C
het soort beitelmateriaal
D
de weerstand van het werkstukmateriaal en het soort beitelmateriaal.
Slide 20 - Quizvraag
Waarom moet een beitel een vrijloophoek hebben?
A
Verbetering van de spaanafloop.
B
vermindering van de wrijving tussen beitel en spaan
C
verbetering van de spaanvorming
D
vermindering van de wrijving tussen beitel en werkstuk.
Slide 21 - Quizvraag
Stelling 1: met de schroefspil kunnen langsslede en dwarsslede automatisch worden aangedreven. Stelling 2: de beitelslede kan onder iedere gewenste hoek worden gezet. Stelling 3: de losse kop kan op iedere willekeurige plaats op het bed worden vastgezet en in dwars- en hoogterichting worden versteld
A
alle 3 stellingen zijn juist.
B
alleen stelling 2 is juist
C
stelling 1 en 2 zijn juist en stelling 3 is onjuist.
D
stelling 2 en 3 zijn juist en stelling 1 is onjuist