10-10- Zwakke werkwoorden + verleden tijd

Zwakke werkwoorden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zwakke werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn zwakke werkwoorden?
timer
0:30

Slide 2 - Open vraag

Hoe vervoeg je zwakke werkwoorden? 


1. Maak de stam van het werkwoord
2. Zet de juiste uitgang erachter 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de stam van het werkwoord?
timer
0:30

Slide 4 - Open vraag

'Gewone' zwakke werkwoorden
ich                       mache
du                        machst
er/sie/es           macht

wir                       machen
ihr                        macht
sie/Sie               machen

Slide 5 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden met een stam op -s of -ß
ich                           reise
du                            reist
er/sie/es               reist

wir                           reisen
ihr                            reist
sie/Sie                   reisen

Slide 6 - Tekstslide

Eselsbrücke
e-st-t-en-t-en

Slide 7 - Tekstslide

Hoe vorm je het volt.dw.?

Slide 8 - Open vraag

jullie wonen
A
ihr wohnt
B
ihr wohnen
C
ihr wohnet
D
ihr wohnst

Slide 9 - Quizvraag

jij speelt =
A
du spielest
B
du spielt
C
du spielst
D
du spielen

Slide 10 - Quizvraag

jullie doen (machen)
A
ihr machen
B
ihr machst
C
ihr mache
D
ihr macht

Slide 11 - Quizvraag

Hoe heet je? Wie .... du?
A
heißst
B
heißt

Slide 12 - Quizvraag

jij danst
A
du tanze
B
du tanzet
C
du tanzt
D
du tanzst

Slide 13 - Quizvraag

kosten - zij kost
A
sie kotset
B
sie kost
C
sie kostet

Slide 14 - Quizvraag

zij heeft gewoond
Sie hat ...
A
gewohnt
B
gewohnet
C
gewohnd

Slide 15 - Quizvraag

zij heeft gekocht
A
sie hat gekauft
B
sie hat gekaufet
C
sie hat gekocht

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Vul de verleden tijd in:
ich ( baden ) .....

Slide 18 - Open vraag

Vul de verleden tijd in:
Sie ( meinen) ...

Slide 19 - Open vraag

Vul de verleden tijd in:
er ( reden ) ...

Slide 20 - Open vraag

Vul de verleden tijd in:
du ( hören) ....

Slide 21 - Open vraag

Vul de verleden tijd in:
ihr ( antworten ) ...

Slide 22 - Open vraag

Vul de verleden tijd in:
der Arzt ( drücken ) .....

Slide 23 - Open vraag

Vul de verleden tijd in:
Herr Schmidt ( machen )....

Slide 24 - Open vraag

Leerdoel: ik kan de verleden tijd van zwakke(regelmatige) werkwoorden in het Duits maken.
A
nog niet helemaal
B
nog helemaal niet
C
jazeker!
D
extra uitleg nodig

Slide 25 - Quizvraag