Meten en Meetkunde les 6 (laatste les)

Rekenen
Meten en meetkunde
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Praktische economieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Rekenen
Meten en meetkunde

Slide 1 - Tekstslide

Rekenen in 4 domeinen
Getallen: behandeld 
Verhoudingen: behandeld
Meten en meetkunde: laatste les
Verbanden: Volgend schooljaar

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Oefentoetsvragen over; rekenen op schaal, rekenen met gewichten en geld.

Slide 3 - Tekstslide

Schaal

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent: 'De schaal is 1:20 ?'
A
Dat 1 cm in het echt 20 cm op de tekening is
B
Dat 1 cm op de tekening 20 cm in het echt is
C
Dat je 1 moet delen door 20 om de schaal te berekenen

Slide 5 - Quizvraag

Bereken de schaal
waarmee het model
van deze Boeing
is gemaakt.
A
1 : 2
B
1: 200
C
1 : 500
D
1: 50

Slide 6 - Quizvraag

Op welke schaal is
de speedboat gemaakt?
In het model is hij
40 cm en in het echt 7,2 m.
A
1 : 5,5
B
1 : 6
C
1 : 0,18
D
1 : 18

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel behang heeft Annebel
nodig?

Slide 8 - Open vraag

Isa tekent haar bank op schaal op de plattegrond. De bank is in werkelijkheid 270 cm lang.
Hoeveel centimeter lang moet Isa de bank op de plattegrond tekenen?
A
4 cm
B
4,5 cm
C
5,5 cm
D
6 cm

Slide 9 - Quizvraag

Gewicht

Slide 10 - Tekstslide

Maten omrekenen
Kies de goede volgorde van de eenheden van gewicht.
A
g - kg - mg - t
B
mg - g - kg - t
C
kg - t - mg - g
D
t - kg - mg - g

Slide 11 - Quizvraag

Welke meet-eenheid hoort niet bij de maatvoering gewicht?
A
milligram
B
kilogram
C
liter
D
ton

Slide 12 - Quizvraag

Een zak drop van 1 kg wordt verdeeld over 20 kleine zakjes.
Welk gewicht aan drop zit er in 1 zakje?
A
500 g
B
50 g
C
0,05 kg
D
een pond

Slide 13 - Quizvraag

Geld

Slide 14 - Tekstslide

6 ton is ... euro
A
6.000
B
60.000
C
600.000
D
6.000.000

Slide 15 - Quizvraag

De chocoladereepjes zijn in de aanbieding. Je hebt € 15,- in je portemonnee.
Hoeveel zakken kun je deze week meer kopen dan normaal?

Slide 16 - Open vraag

De kosten van de orchideeën worden over de sponsoren verdeeld. De sponsoren hadden toegezegd ieder € 750,- te sponsoren voor bloemen. Het geld dat over is, wordt gebruikt voor aanschaf van planten in de hal van het gebouw.
Hoeveel geld is er voor de planten in de hal beschikbaar?

Slide 17 - Open vraag

Bij de supermarkt worden grote en kleine potten honing verkocht.
Hoeveel zou je meer moeten betalen voor de grote pot als die in verhouding even duur is als de kleine pot?

Slide 18 - Open vraag

Samengesteld 

Slide 19 - Tekstslide

De fietser rijdt 16,8 km/u. Hoeveel km is dat in een kwartier?
A
8,4
B
5,6
C
4,2
D
3,3

Slide 20 - Quizvraag

je fietst met een snelheid van 16 km/u
hoelang doe je over 24 km
A
1 uur
B
1/2 uur
C
0,67 uur
D
1,5 uur

Slide 21 - Quizvraag

De auto rijdt in anderhalf uur 135 km. Wat is de snelheid in km/u?
A
90 km/u
B
50 km/u
C
120 km/u
D
60 km/u

Slide 22 - Quizvraag

Siem en Jarno vertrekken allebei om 12:00 uur vanaf dit wegwijzerbord.
Siem loopt naar Diepenheim met een gemiddelde snelheid van 5 km/h.
Jarno loopt naar Geesteren met een gemiddelde snelheid van 6 km/h.
Wie komt er als laatste aan? En hoeveel minuten later?

Slide 23 - Open vraag


A
60
B
70
C
80
D
90

Slide 24 - Quizvraag

Jan rijdt buiten de bebouwde kom op een weg waar hij 80 km/u mag met een snelheid van 30 m/s.
Halverwege de rit wordt hij geflitst. Hoe hoog is de boete?
A
110 euro (11,8 km/u te hard)
B
269 euro (28 km/u te hard)
C
410 euro (50 km/u te hard)
D
208 euro (18 km/u te hard)

Slide 25 - Quizvraag

Afsluiten
Volgende les: 
Toets over alle domeinen
Telt mee als cijfer op het rapport

Slide 26 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Aan de slag in Stimmit met:
Domein: Meten en meetkunde
onderdeel: alle!


Vragen? Stel ze in de chat dan kom ik je helpen!


Slide 27 - Tekstslide