23-24 1MH P3 Fictie

Welkom bij het vak Nederlands
Leg je lesboek, schrift, laptop en etui op tafel.
Wat gaan we doen?

  • Samen lezen in: 'Boy7'
  • Fictie; fictie, non-fictie, realistisch, 
    fantasie, personages, inleven
  • Bespreken: opdracht 1 & 2 
  • Afsluiting/huiswerk
Leesboek
op de hoek van je tafel.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij het vak Nederlands
Leg je lesboek, schrift, laptop en etui op tafel.
Wat gaan we doen?

  • Samen lezen in: 'Boy7'
  • Fictie; fictie, non-fictie, realistisch, 
    fantasie, personages, inleven
  • Bespreken: opdracht 1 & 2 
  • Afsluiting/huiswerk
Leesboek
op de hoek van je tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Beginpagina zonder timer

Plaatje aanpassen aan het onderwerp van de les.
BOY7

Slide 2 - Tekstslide

Onderbouw

Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.
Leerdoelen
  • Je weet wat fictie en non-fictie is. 
  • Je weet wat realistische en fantasieverhalen zijn. 
  • Je leert je inleven in een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt.
  • Je weet uit te leggen welke smaak jij hebt wat betreft fictie. 
Cursus 3: Fictie
1. Fictie & non-fictie
2. Personages
3. Smaak
4. Over gedichten
5. Zelf schrijven
6. Lezen voor school

Slide 3 - Tekstslide

Onderbouw

Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.
Fictie 
Fictie: teksten waarin de schrijver je bijvoorbeeld informatie geeft over een bepaald onderwerp, je wil overtuigen van zijn mening of je wil uitleggen hoe je iets moet doen.

Slide 4 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Non-fictie
Non-fictie: Dat zijn verhalen die de schrijver heeft verzonnen. Het doel van fictie is amuseren – de schrijver wil dat jij zijn verhaal met plezier leest, bijvoorbeeld omdat je het spannend, zielig of aangrijpend vindt.
Daardoor kun je even helemaal wegdromen bij een verhaal, aan het denken worden gezet of je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Fantasie- en realistische verhalen
Fantasieverhalen: als je in een verhaal leest over dingen die in het echt helemaal niet kunnen gebeuren

Realistische verhalen:  verhalen waarin dingen gebeuren die ook heel goed ook in het echt zouden kunnen gebeuren

Slide 6 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Personages 
Alle personen die een rol spelen in een verhaal noem je personages. Het belangrijkste personage, degene over wie het hele verhaal gaat, is de hoofdpersoon. Van hem of haar weet je altijd wat hij denkt en voelt. Veel verhalen hebben één hoofdpersoon, maar er zijn ook verhalen met meerdere hoofdpersonen. De andere personages zijn bijfiguren.



Slide 7 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
INLEVEN
Omdat in verhalen niet alleen wordt beschreven wat personages meemaken, maar ook hoe ze zich voelen, ga je hun gedrag vaak beter begrijpen. Dat noem je inleven.

Slide 8 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Onderwerp & genre
Als iemand jou vraagt van wat voor soort films en series jij houdt, kun je dat waarschijnlijk in een paar woorden uitleggen. Zo is het ook met boeken. Om uit te leggen wat jouw smaak is, kun je iets zeggen over:


- het onderwerp – datgene waarover het verhaal gaat, bijvoorbeeld: voetbal, pesten of vriendschap.
- het genre (spreek uit: zjan-re), het soort verhaal.





Slide 9 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Psychologische verhalen worden ook wel probleemboeken genoemd. Daarin worstelt de hoofdpersoon met een probleem. Hij is bijvoorbeeld ernstig ziek of zijn ouders gaan scheiden.

Of je een boek wel of niet leuk vindt, hangt vaak ook af van hoe het boek eruitziet en hoe het is geschreven. Daarnaast kun je zeggen of je meer van fictie of non-fictie houdt en of je realistische en fantasieverhalen wel of niet leuk vindt.





Slide 11 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
AAN DE SLAG
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Tekstdoelen & tekstsoorten
Elke tekst wordt geschreven met een doel: de schrijver wil iets bereiken. Er zijn vijf tekstdoelen: amuseren, informeren, instrueren, overtuigen en activeren. Je kunt het tekstdoel bepalen als je weet wat het belangrijkste is wat de schrijver met de tekst wil bereiken.

Slide 13 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Tekstdoelen & tekstsoorten
Vaak heeft een tekstsoort een vast tekstdoel. Zo is een grapje bedoeld om je aan het lachen te maken (amuseren) en een reclamefolder om je iets te laten kopen (activeren).

Slide 14 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Tekstdoelen & tekstsoorten

Slide 15 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Alinea's en kernzinnen
Een tekst is meestal verdeeld in alinea’s. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die over hetzelfde (deel)onderwerp gaan. In een tekst over topsport kunnen de alinea’s bijvoorbeeld gaan over hoeveel uren topsporters trainen, hoe ze omgaan met winnen en verliezen en wat topsporters wel en niet mogen eten.







Slide 16 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Alinea's en kernzinnen

Zo herken je alinea’s
  • Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
  • Zinnen die samen één alinea vormen, staan achter elkaar zonder dat ze op een nieuwe regel beginnen.
  • Soms begint de eerste regel van een alinea een stukje naar rechts.
  • Soms wordt er tussen twee alinea’s een regel overgeslagen (witregel).

De belangrijkste informatie van een alinea staat in de kernzin. Vaak is dat de eerste of laatste zin van de alinea.





Slide 17 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Inleiding, middenstuk & slot
Om een tekst te begrijpen, is het handig om te weten hoe een goede tekst in elkaar zit.


Het eerste deel van een tekst is de inleiding. Hierin maak je kennis met het onderwerp van de tekst. Vaak gebeurt dat met een voorbeeld of een (grappig) verhaaltje (anekdote). De inleiding maakt je nieuwsgierig naar de rest van de tekst en bestaat meestal uit één of twee alinea’s.

Slide 18 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Inleiding, middenstuk & slot
Het middenstuk is meestal het grootste gedeelte van de tekst. In dat deel van de tekst staat de meeste informatie over het onderwerp. Het middenstuk bestaat uit alle alinea’s tussen de inleiding en het slot.
Het laatste deel van een tekst is het slot. Het slot bestaat meestal uit één of twee alinea’s waarin het belangrijkste uit de tekst kort wordt herhaald of naar de toekomst wordt gekeken.

Slide 19 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Inleiding, middenstuk & slot
Ook kijk- en luisterfragmenten hebben vaak een inleiding, een middenstuk en een slot.
Veel teksten hebben geen duidelijke inleiding of duidelijk slot. Bij nieuwsberichten bijvoorbeeld ontbreekt meestal een slot.

Slide 20 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Deelonderwerpen
Een tekst is meestal verdeeld in een inleiding, een middenstuk en een slot. In het middenstuk staat de meeste informatie over het onderwerp. Vaak worden in het middenstuk verschillende aspecten (delen, kanten) van het onderwerp besproken.
Dit zijn deelonderwerpen. In een tekst over circus kunnen de deelonderwerpen bijvoorbeeld zijn: acts, dieren, kinderen in het circus.
Een deelonderwerp kan uit één alinea bestaan of uit enkele alinea’s samen. Het begin van een nieuw deelonderwerp wordt soms duidelijk gemaakt met een tussenkopje.




Slide 21 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Deelonderwerpen
Zo vind je deelonderwerpen
Bedenk welke alinea’s over hetzelfde deel van het onderwerp gaan. Lees daarvoor de tekst globaal: je leest dan de eerste en laatste zin van elke alinea.

Ook kijk- en luisterfragmenten hebben deelonderwerpen. Vaak wordt een nieuw deelonderwerp duidelijk aangekondigd door degene die het programma presenteert.




Slide 22 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Theorie nog lastig? 

  • Bekijk thuis de filmpjes van de online 
    methode Nieuw Nederlands.

Slide 23 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.

VRAGEN?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

AFSLUITING
Huiswerk donderdag 23-11

blz. 21, opdracht 1, 2 & 3



Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.5: Titel paragraaf
Voeg hier je tekst toe

Slide 26 - Tekstslide

Tekstgrootte is aan te passen wanneer het niet op een pagina past.
Quizvraag:
Voeg hier je vraag toe
A
antwoord 1
B
antwoord 2

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Open vraag:
Voer hier je vraag toe

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Fotovraag:
Voer hier je vraag toe

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleepdoel
Sleepdoel
Te slepen component
Te slepen component
Te slepen component
Te slepen component
Te slepen component

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen behaald?

Je kunt een groot getal omzetten
 van woorden in cijfers.

Je kunt berekeningen maken met procenten
 en grote getallen.


H1: Procenten
VK Breuken en procenten
1. Breuken, procenten en
    decimale getallen
2. Percentage gegeven
3. Procenten gevraagd
4. Procenten
5. Terugrekenen naar 100%
6. Promille
7. Exponentiele formule

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen behaald?

Je kunt een groot getal omzetten
 van woorden in cijfers.

Je kunt berekeningen maken met procenten
 en grote getallen.


H1: Procenten
VK Breuken en procenten
1. Breuken, procenten en
    decimale getallen
2. Percentage gegeven
3. Procenten gevraagd
4. Procenten
5. Terugrekenen naar 100%
6. Promille
7. Exponentiele formule

H6: Verschillende verbanden
VK Machten en wortels
1. Periodieke verbanden
2. Kwadratische verbanden
3. De top van een parabool
4. Wortelverbanden
5. Machtsverbanden

 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hierna volgen enkele filmpjes die je kunnen helpen met het behalen van de leerdoelen.
Hierna volgen enkele filmpjes die je kunnen helpen met het behalen van de leerdoelen.
Hierna volgen enkele filmpjes die je kunnen helpen met het behalen van de leerdoelen.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra slides

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bij
bij

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

#5BCBF5

#00ABE6

#0084C8

#4E58A7

#CF128C

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formules
Als je formules bewerkt in de teksteditor kun je de volgende shortcuts gebruiken:
  • spatie:          {\ }                               dus {\spatie}
  • vermenigvuldigingsteken:         \times                
  • kleur veranderen:      \color{...}{formule}                 op de ... type je de kleur
  • kleuren:    
skyblue
blueviolet
royalblue
fuchsia
cornflowerblue

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies