BS5 bevruchting

Thema 2
Voortplanting en ontwikkeling
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2
Voortplanting en ontwikkeling

Slide 1 - Tekstslide

Lesindeling
Lesopening
Uitleg BS5 bevruchting
Zelfstandig werken
Lesafsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Lesopening 
Oefenvragen over de vorige les

Slide 3 - Tekstslide

De eicel wordt bevrucht door een zaadcel.

Waar wordt de eicel bevrucht door de zaadcel?
A
in de baarmoeder
B
in de eileider
C
in de vagina

Slide 4 - Quizvraag

Waardoor kan een zaadcel ontstaan
A
door gewone celdeling
B
door reductiedeling

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen heeft een zaadcel?
A
23
B
46

Slide 6 - Quizvraag

Een zaadcel wordt geproduceerd in de ....
A
Prostaat
B
Bijbal
C
Teelbal
D
Eierstok

Slide 7 - Quizvraag

De eicel rijpt in een
A
Zaadbuisje
B
Zaadkanaaltje
C
Eiblaasje
D
Eileider

Slide 8 - Quizvraag

Een eicel heeft geen celkern
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Bij de mens is de eicel groter dan de zaadcel. Dit hangt samen met het feit dat de eicel

A
een dubbele kern bevat
B
meer erfelijke informatie bevat dan de zaadcel
C
meer reservestoffen bevat dan de zaadcel
D
extra ruimte nodig heeft om de zaadcel te kunnen opnemen

Slide 10 - Quizvraag

Uitleg BS5 bevruchting
TB pagina 56

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg 10.2
Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe de bevruchting verloopt
  2. Je kunt uitleggen wat innesteling is
  3. Je kunt uitleggen hoe een embryo zich ontwikkeld tot baby in verschillende fases van een zwangerschap
  4. Je kunt uitleggen in welke fasen een bevalling verloopt

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Embryo
  • 0-11 weken
  • De embryonale fase is een kwetsbare en belangrijke periode voor de ontwikkeling. 
  • Aanleg van de organen plaats
  • De term ‘embryo’ komt van het Oudgriekse woord émbruon, wat ongeboren vrucht betekent.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Foetus
  • Vanaf 11 weken tot bevalling
  • Foetus komt van het Latijnse woord fetus, wat ‘het voortbrengen van een jong’ betekent

Slide 16 - Tekstslide

Vruchtwater

Slide 17 - Tekstslide

Vruchtwater
Het embryo ligt in het vruchtwater. De vruchtvliezen beschermen het embryo tegen schadelijke stoffen en infecties en ze zorgen ervoor dat het vruchtwater niet wegloopt. Het vruchtwater heeft een constante temperatuur en voorkomt uitdroging van het embryo. Bovendien vangt het vruchtwater schokken en stoten op, waardoor het embryo beschermd blijft.

Slide 18 - Tekstslide

Placenta

Slide 19 - Tekstslide

Placenta
Om er voor te zorgen dat de stoffen uit het bloed van de moeder snel en in grote hoeveelheden bij het groeiende embryo kunnen komen, ontstaat de moederkoek (placenta). Dit orgaan wordt door moeder en kind samen gevormd.

Slide 20 - Tekstslide

Navelstreng
In de navelstreng lopen drie bloedvaten. Het hart van het embryo pompt bloed door twee navelstrengslagaders naar de placenta. Door één navelstrengader stroomt bloed van de placenta terug naar het embryo

Slide 21 - Tekstslide

Bevalling

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Zelfstandig werken
  1. Maken in je werkboek BS4 opdracht 19+20+22+23
  2. Afronden begrippenlijst
  3. Leren begrippen BS1 t/m 4

Slide 24 - Tekstslide