Les 20 - Antwoorden renaissance en Blijspel

Antwoorden renaissance 
en het blijspel: Warenar
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Antwoorden renaissance 
en het blijspel: Warenar

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- de juiste antwoorden op vraag 1 tot en met 15 bij de renaissance. 
- wat we onder een blijspel verstaan. 

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 1 
Wat betekent de term renaissance? Geef ook aan waar en wanneer deze periode begint.

De term renaissance betekent letterlijk ‘wedergeboorte’. In Italië ontstaat een beweging, waarbij men teruggrijpt naar de klassieke oudheid, waarin de Romeinen een groot deel van de wereld beheersten. De renaissance in Nederland loopt van 1517 tot 1766.

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 2
In vergelijking met de middeleeuwen kwam er in de renaissance een nieuw mensbeeld. Leg dit uit. 

In het nieuwe mensbeeld dat ontstaat, staat niet langer God, maar de mens centraal (antropocentrisme). Mensen worden bewuster van wat ze kunnen en gaan ook dingen zelf ontdekken in plaats van het door geestelijken laten voorschrijven. (ontdekkingsreizen, uitvindingen). Mensen werden aangemoedigd hun kwaliteiten ten dienste van de samenleving in te zetten.
Kunstenaars gaan hun werk ook signeren. Nu de nadruk op het individu ligt en niet langer op God, doet het er wél toe wie een werk heeft gemaakt. Dit betekent dat vanaf dit moment sprake kan zijn van plagiaat. 

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 3
Zet de levensmotto’s van de middeleeuwen en de renaissance tegenover elkaar en leg uit wat het verschil is. 

In de middeleeuwen was het levensmotto Memento Mori (Mens, gedenk te sterven); in de renaissance was dit Carpe Diem (Pluk de dag!). De nadruk kwam te liggen op het aardse leven en de mensen werden aangemoedigd daar uit te halen wat erin zat en hun kwaliteiten voor de samenleving in te zetten.

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 4
Hoe was de politieke situatie van ‘Nederland’ ten tijde van de renaissance? 

Politiek gezien voerden de Nederlanden de 80-jarige oorlog tegen Spanje. Het leger van Filips de Tweede onder leiding van de Hertog van Alva werd door het leger van de Nederlanden verslagen. 

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 5
Hoe kwam de wetenschappelijke opbloei in de renaissance op gang? 

De wetenschap kwam in de renaissance tot bloei door het humanisme. Humanisten durfden dat wat in de bijbel en klassieke werken werd gesteld ter discussie te stellen en gingen zelf dingen onderzoeken.

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 6
Door welke uitvinding heeft de verbreding van de renaissancedenkbeelden een grote vlucht gekend? 

De renaissancedenkbeelden namen een grote vlucht door de boekdrukkunst. Deze uitvinding stelde uitgevers in staat literaire werken in grote oplages te publiceren.

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 7
Welke andere wetenschappelijke uitvindingen werden in die tijd gedaan? 

Andere belangrijke uitvindingen waren het papier, het kompas en het buskruit. 

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 8 
Wat houdt het humanisme precies in? 

Het humanisme is intellectuele, literaire en wetenschappelijke beweging die elke vorm van kennis wilde baseren op de literatuur en cultuur van de klassieke oudheid. Humanisten waren voor een hervorming van het onderwijs, waarbij de nadruk niet meer op God, maar op de mens kwam te liggen.

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 9 
Noem een aantal belangrijke humanisten. 
 
Belangrijke humanisten zijn: Desidirius Erasmus, Thomas More, Fransceska Petrarca, Dante Alighieri, Leonardo da Vinci

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 10 en 11
 Alle literaire activiteiten in de Renaissance zijn gebaseerd op drie principes.
Welke drie principes zijn dat?
Geef bij elk principe aan wat ermee bedoeld wordt.

-Translatio: het letterlijk vertalen van het klassieke voorbeeld.
-Imitatio: het klassieke voorbeeld nadoen en aanpassen aan deze tijd.
- Aemulatio: het klassieke voorbeeld verbeteren.


Slide 12 - Tekstslide

Vraag 12
Noem zes literaire genres die in de renaissance beoefend werden.

Voorbeelden van literaire genres in de middeleeuwen zijn: het sonnet, emblematiek, het blijspel, het klassiek drama, het aforisme, het epigram en het essay. 

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 13
Noem drie kenmerken van het klassieke drama (tragedie). 

Het klassiek drama heeft verschillende kenmerken:
- Het is onderverdeeld in vijf bedrijven
- Tussen de bedrijven waren ‘reien’, waarin de gewenste reacties van toeschouwers werden weergegeven.
- De mens gaat, strijdend tegen hogere machten, ten onder.
- De schrijver dient zich te houden aan de eenheden van tijd, plaats en handeling.

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 14
Noem drie bekende ‘Nederlandse’ schrijvers uit de renaissance. 

Bekende Nederlandse schrijvers uit de renaissance waren P.C. Hooft, Joost van den Vondel en Desidirius Erasmus


Slide 15 - Tekstslide

Vraag 15
Geef de kenmerken van het sonnet. 

- Een sonnet is een gedicht van veertien versregels.
- Twee kwatrijnen worden gevolgd door twee terzetten of terzines.
- Na de helft van het gedicht (meestal na het tweede kwatrijn) is een volta (ook wel wending of chûte), waarbij het sonnet een andere kant opgaat dan verwacht.
- Een bijzondere vorm van het sonnet is het Petrarca-sonnet, waarin een geliefde wordt aanbeden, maar waarbij de minnaar door tegenstrijdige gevoelens wordt verscheurd. 

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 16 en 17
Waar en wanneer is het embleem ontstaan?
Het genre emblematiek is in de zestiende eeuw ontstaan in Italië.

Het ontstaan van de emblematiek is nogal verrassend. Leg dit uit.
Om kunstenaars te inspireren schreef de Italiaan Andrea Alciato een boek met korte gedichtjes, die hij een motto meegaf (spreuk die het belangrijkste van de tekst weergaf en verwees naar de diepere betekenis). Toen zijn boek uitkwam, had zijn uitgever zonder dat Alciato het wist, er plaatjes aan toegevoegd.

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 18 
Uit welke delen is het embleem opgebouwd? Geef bij elk deel een uitgebreide omschrijving.

 - De pictura is een afbeelding waarop allerlei voorwerpen, planten, dieren en mensen kunnen staan of waarop handelingen, gebeurtenissen, historische of mythologische scénes worden uitgebeeld.
 - Het motto is een korte tekst (vaak een citaat, zegswijze of spreekwoord) die boven de pictura of de subscriptio staat. Het verwoordt de kern van het embleem.
 - De subscriptio is een tekst die nadere uitleg geeft. Hij bestaat uit één of meer teksten in poëzie of proza, eventueel in verschillende talen. Daarnaast worden vaak bijbelcitaten of citaten van beroemde schrijvers toegevoegd.

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 19 
Welke soorten emblemata zijn er? Geef bij elke soort een omschrijving. 

- Liefdesemblematiek: Wijze lessen over liefde. Op veel pictura's staat cupido afgebeeld. Verliefde jongens geven de boekjes aan meisjes. 
- Realistische emblematiek: Hierin worden realistische situaties uit het dagelijks leven beschreven om hier lessen uit te kunnen trekken. 
- Moreel-didactische en stichtelijk-religieuze emblematiek: Hierin werd verteld hoe je je leven het best kunt inrichten. 

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 20
Welke waarde hechtten mensen in de Renaissance aan het embleem? Met
andere woorden: welke betekenis had het embleem voor de mensen in die
tijd?

In het embleem werden wijze levenslessen op een aantrekkelijke manier gepresenteerd om het leereffect te verhogen. Ze waren dus vooral didactisch van aard. 

Slide 20 - Tekstslide

De komedie en de tragedie
Ook in de renaissance was toneel een belangrijke bron van vermaak. 

Hierbij onderscheiden we het blijspel (komedie) en het klassieke drama (tragedie). 

In beide vormen wordt teruggegrepen naar voorbeelden uit de oudheid. 


Slide 21 - Tekstslide

Kenmerken van het blijspel (komedie)
- Het leven wordt op een geestige wijze weergegeven; 
- De personages worden als karikaturen neergezet; 
- Er komen vaak komische misverstanden in voor; 
- Het blijspel heeft bijna altijd een happy end; 
- In de voorreden wordt de beginsituatie geschetste en worden de personages voorgesteld; 
- Het blijspel bevat (net als de klassieke komedie) vijf bedrijven. 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Aan de slag
Lees nu pagina 31 tot en met 33 van de reader, maak de opdracht op pagina 33 en werk erna aan opdracht 26 tot en met 33. Dit is huiswerk voor woensdag. 

Slide 24 - Tekstslide