Grammatica herhalen (les 1 t/m 3)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui, je schrift
  • je leerwerkboek A+B


1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui, je schrift
  • je leerwerkboek A+B


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Herhalen theorie 1.7 en 2.7
  • Werkmoment 
  • Vooruitblik
Les 1

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 1.7
  • Benoemen volgens de vaste volgorde: persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijk bepaling.
  • Onderscheid maken tussen hoofdzin en bijzin, enkelvoudige en samengestelde zin.
  • Je kunt ook samengestelde zinnen ontleden volgens de vaste volgorde.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 2.7
  • Onderscheid maken tussen nevenschikking en onderschikking
  • Benoemen van werkwoordelijk gezegde met wederkerend werkwoord en herhaling van de overige stukjes die bij het werkwoordelijk gezegde horen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



werkwoordelijk gezegde (doen)

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling


naamwoordelijk gezegde (zijn)

onderwerp



meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling



Jij komt mij heel bekend voor.
Dat lijkt jullie wel leuk, zeker.
Persoonsvorm

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

p. 133
WG meer dan werkwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naamwoordelijk gezegde
koppelwerkwoord                 wat het onderwerp IS

zijn
worden
blijven

blijken
lijken
schijnen

zn / bn
dokter
aardig
+
overige
werkwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordelijk gezegde


Ik schrik me een hoedje.
Ik ben me een hoedje geschrokken.
naamwoordelijk gezegde


Hij is dokter.
Hij is dokter geworden.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige zin

1 persoonsvorm


De poes miauwt.
Ze heeft honger.
Samengestelde zin

2 of meer pv's
voegwoord

De poes miauwt, 
want ze heeft honger.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikking

  • Twee hoofdzinnen


Voegwoorden: 
en, maar want, of, dus
Onderschikking

  • Hoofdzin en bijzin
  • Bijzin en hoofdzin

Voegwoorden: omdat, als, toen, daarna, terwijl, .....

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin of bijzin?
Bijzin:
* o en pv niet naast elkaar
* OF er kan 'niet' tussen
* begint met een voegwoord
* pv meestal aan het einde
Hoofdzin:
* o en pv naast elkaar
* er kan niets tussen


Hij is aardig, omdat hij mij een snoepje geeft.
Omdat hij mij een snoepje geeft, is hij aardig.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Hoofdzin
  • ontleden


Nevenschikking
  • 2 HZ

Onderschikking
  • HZ voegwoord BZ
  • voegwoord BZ HZ

Ontleden per stuk
VW cirkel erom || tussen de stukken

1 pv                meer pv's?
en, maar, want, of, dus

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Hoofdzin
Hij loopt naar school.


Nevenschikking
Hij loopt naar school || en zij fietst.

Onderschikking
Hij loopt,|| omdat zijn band lek is.

Omdat zijn band lek is, || loopt hij.
1 pv                meer pv's?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken
Digitaal:
  • Test jezelf 1.7 en 2.7
  • Heb je alle leerdoelen op groen?
  • Lastig onderdeel? Oefen met Versterk jezelf.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vooruitblik


  • Les 2: test via LessonUp / herhalen 4.7
  • Les 3: leesles en opdrachten afmaken

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui, je schrift
  • je leerwerkboek A+B
  • je iPad (dicht)


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Test LessonUp
  • Herhalen 4.7
  • Werkmoment
  • Vooruitblik
Les 2

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zinsdelen beginnen nooit met een voorzetsel?
A
bwb & ng
B
o & lv
C
lv & mv
D
bwb & lv

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voegwoord?
Toen het regende,
ging ik lekker met de auto.
A
toen
B
regende
C
ging
D
auto

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met de start van de lente lopen de jonge lammetjes lekker in de wei.
Vorm van de zin?
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een hoofdzin staan de persoonsvorm en het onderwerp altijd naast elkaar. Er kan niets tussen.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de volgorde van deze zin?
Ze baalde, omdat haar jas nat geworden was.
A
bz - bz
B
hz - bz
C
bz - hz
D
hz - hz

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het wg in de zin:
Ik vergis met altijd met het ng en wg.
A
vergis
B
ik vergis
C
vergis me
D
vergis me met

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het wg in de zin:
Zit jij lekker in de zon te slapen?
A
zit
B
zit slapen
C
zit lekker te slapen
D
zit te slapen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voegwoorden die je bij een nevenschikking ziet?
A
omdat, tijdens, toen
B
want, maar, dus

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke zinnen bestaat een nevenschikking?
A
hoofdzinnen en bijzinnen
B
alleen bijzinnen
C
bijzinnen en hoofdzinnen
D
alleen hoofdzinnen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Joost kreeg een nieuwe fiets, maar Piet moest het met een tweedehandsje doen.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik houd van drop, dus je kunt me blij maken met kokindjes.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb al mijn huiswerk gemaakt, hoewel ik gister geen zin had.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na de nederlaag was het team ontroostbaar.
A
wg
B
ng

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 4.7
  • Je weet hoe je een zin moet ontleden. 
  • Je kunt wg/ng, o, lv, mv en bwb benoemen. 
  • Je weet welke soorten bwb er zijn.

Op de toets bwb herkennen en soort benoemen.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling (bwb) p. 51
Heb je wg of ng, o, lv, mv gevonden? 
De zinsdelen die overblijven en extra informatie geven zijn bijwoordelijke bepalingen. 

De bwb geeft antwoord op: 
Wanneer, waar, waarmee, waardoor/waarom, hoeveel (keer) waarheen, hoe + wg + o (+ lv + mv)?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7 Bijwoordelijke bepalingen

Slide 33 - Tekstslide

VWO moet de verschillende soorten bwb's kunnen herkennen. 
De verloren sleutel

Op een koude winterochtend liep Tom haastig naar buiten. Hij moest snel naar zijn werk, maar net toen hij de deur wilde sluiten, besefte hij iets vreselijks: zijn sleutels lagen binnen. Gefrustreerd klopte hij op de deur, hopend dat zijn huisgenoot hem zou horen.
Na enkele minuten wachten gaf hij het op en besloot hij langzaam naar het café om de hoek te lopen. Terwijl hij nerveus in zijn zakken voelde, vond hij tot zijn grote opluchting een reservesleutel. Opgelucht rende hij direct terug naar huis en kon hij uiteindelijk vertrekken naar zijn werk.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verloren sleutel

Op een koude winterochtend liep Tom haastig naar buiten. Hij moest snel naar zijn werk, maar net toen hij de deur wilde sluiten, besefte hij iets vreselijks: zijn sleutels lagen binnen! Gefrustreerd klopte hij op de deur, hopend dat zijn huisgenoot hem zou horen.
Na enkele minuten wachten gaf hij het op en besloot hij langzaam naar het café om de hoek te lopen. Terwijl hij nerveus in zijn zakken voelde, vond hij tot zijn grote opluchting een reservesleutel. Opgelucht rende hij direct terug naar huis en kon hij uiteindelijk vertrekken naar zijn werk.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten
  • Tijd: Op een koude winterochtend, net, na enkele minuten wachten, uiteindelijk, direct
  • Plaats: binnen, in zijn zakken
  • Richting: naar buiten, naar zijn werk, naar het café om de hoek, terug naar huis
  • Hoedanigheid: gefrustreerd, hopend, haastig, langzaam, nerveus, tot zijn grote opluchting, opgelucht
Wanneer?
Waarheen?
Waar?
Hoe/ op welke manier?

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken
Digitaal:
  • Test jezelf 1.7 en 2.7
  • Test jezelf 4.7
  • Heb je alle leerdoelen op groen?
  • Lastig onderdeel? Oefen met Versterk jezelf.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vooruitblik


  • Les 3: leesles en opdrachten afmaken

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek
  • je leesboek


Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
30:00

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkmoment
Maak:
  • Test jezelf 1.7, 2.7  en 4.7 af en op groen?
  • Welke vragen heb je over de stof?
  • Bereid je voor op de toets.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vooruitblik volgende week

Les 1: vragen stellen, leren voor de toets

Les 2: de toets, neem je leesboek mee

Les 3: leesles, uitleg fictietaak/feedback  e-mail

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies