klas 2 Herhaling par. 3.3 Soms te veel

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

H 3.3 Soms te veel

infiltratie

verdamping

neerslag

condenseren

bevriezen

smelten

afstromen

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de lange en de korte waterkringloop?

welke uitspraak is goed?

1. Het grootste deel van het water is zoet.
2. Er zit maar weinig water in ijskappen.
3. Het minste zoete water zit in meren.
4. Het meeste zoete water is onbereikbaar.

Als de waterbalans positief is betekent dat.................

1. het veel heeft geregend
2. er weinig verdamping is
3. boeren weinig water gebruiken
4. Er valt meer neerslag dan er verdampt

Zet de kringloop in de juiste volgorde

De grote waterkringloop

1.

2.

3.

4.

5.

Verdamping van zeewater

Verplaatsing van wolken

Neerslaan van wolken boven land

Water stroomt via rivieren

Water komt terug in zee

Weet je nog?

Infiltratie

Vloeibaar naar gasvormig

Gasvormig naar vloeibaar

Opgeslagen in de vorm van ijs

Motor van de kringloop van het water

Oppervlaktewater

in rivieren zit vernieuwbaar water?

1. waar
2. niet waar
3. meestal
4. soms

in landen waar de zon veel schijnt blijft er minder nuttige neerslag over hoe komt dit?

1. minder regen
2. meer condensatie
3. meer verdamping
4. omdat het water zout is

Welke risicofactoren ken je die de kans op een overstroming vergroten?

Leerdoelen

• Je weet dat het overstromingsrisico van veel gebieden toeneemt
• Je begrijpt waarom bepaalde gebieden van nature grote overstromingsrisico's kennen

7 risicofactoren --> grotere kans op overstroming

Natuur = hoofdoorzaak

1. Gebied ligt in rivier- of kustvlakte

2. Gebied ligt aan de voet van een berg

3. Gebied ontvangt veel regenval tegelijk met piekafvoer smeltwater

4. Gebied ligt in zone waar tropische orkanen voorkomen

Mens = hoofdoorzaak

5. Gebied kent ontbossing (stroomopwaarts)

6. Gebied heeft te maken met verstening

7. Gebied met bodemdaling

1. rivier en kustvlakte 

•  70 % procent van de mensen 

woont in  overstromingsgebied 

• dubbel gevaar door zee en 

rivier

Met de stroom mee, dus in de richting van de monding noemen we ...

1. stroomopwaarts
2. stroomafwaarts

2. gebieden aan de voet van een berg 

Als het hard regent, kan de regen niet de grond in trekken > alles stroomt snel naar de rivier > piekafvoer

3.afsmelten sneeuw + regentijd

In gebieden waar het zomers warm en regentijd is

4. tropische orkanen 

Risicogebieden door de mens

Deel 2 van de les over H3.3

Beoordeel de stellingen

1. In de Ardennen (België) treden regelmatig overstromingen op doordat  het regenwater niet kan infiltreren.

2. Tropische orkanen stuwen het water vooral op als de kustlijn kaarsrecht is

1. 1 is juist, 2 is onjuist
2. 1 is onjuist, 2 is juist
3. beide zijn juist
4. beide zijn onjuist

Welke risicofactoren ken je die de kans op een overstroming vergroten?

In normale situatie zal water de grond in trekken, net als in een spons

1.ontbossing 

Door ontbossing kan er minder water de grond in trekken

Het stroomt dan over het oppervlak sneller naar de rivieren > veel water tegelijk in de rivier = piekafvoer

Piekafvoer

Hier is de piekafvoer  groot of juist minder groot?

En de kans op overstromingen is groot of juist minder groot?

In het tropisch regenwoud is de piekafvoer (1) en de kans op overstroming (2)

1. 1= minder groot, 2 = kleiner
2. 1 = groter, 2 is kleiner
3. 1 = minder groot, 2 = groter
4. 1 = groter, 2 = groter

Een voorbeeld van een gebied met een groot overstromingsrisico is een gebied dat door stedelijke bebouwing versteent.

1. goed
2. fout

2. verstedelijking 

overstromingen nemen toe

Wat denk jij? Waar zijn het snelst overstromingen?
Noem 3 soorten risicogebieden

Wat kun je doen om overstromingen te voorkomen?