47.2 H2 Oefen voor de Taaltoets van 30/11

Want: woensdag 30/11 Taaltoets!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Want: woensdag 30/11 Taaltoets!

Slide 1 - Tekstslide

Demonstreren
A
Aanstellen
B
Duidelijk maken
C
Overdoen
D
Verschillen

Slide 2 - Quizvraag

Gangbaar
A
Gewoon
B
Nogal, tamelijk
C
Regel
D
Zomaar

Slide 3 - Quizvraag

Animo
A
Belangstelling
B
Doolhof
C
Mening, inzicht
D
Verhouding

Slide 4 - Quizvraag

Een gat in zijn hand hebben
A
Altijd gelijk hebben
B
Goed tegen pijn kunnen
C
Nooit iets in de gaten hebben
D
Te gemakkelijk geld uitgeven

Slide 5 - Quizvraag

Onderwerp
Persoonsvorm
Werkwoordelijk
gezegde
Lijdend voorwerp
Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet.
Dit zinsdeel overkomt of ondergaat iets.
Dit zinsdeel vertelt wat het onderwerp in een zin doet.
Dit zinsdeel verandert mee als je de zin van tijd verandert.

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
.
Het lijdend voorwerp
De handbaltrainer
zet
het wedstrijdschema
op de app.

Slide 7 - Sleepvraag

Ik help hem.
Wij geven jullie iets.
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 8 - Sleepvraag


De timmerman geeft een cadeaubon aan zijn buurman voor zijn verjaardag.
A
bw
B
lv
C
ow
D
mv

Slide 9 - Quizvraag


Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb een ijsje uit de diepvries gepakt.   
A
heb = zww gepakt = zww
B
heb = hww gepakt = hww
C
heb = hww gepakt = zww
D
heb = zww gepakt = hww

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
duidt een persoon, dier of ding aan.
B
geeft aan van wie iets is.

Slide 11 - Quizvraag

LW
ZN
BN
WW
VZ
X
De
gele
auto
is
van
de
buurman
op
hoek.
de

Slide 12 - Sleepvraag

Wat is GEEN aanwijzend voornaamwoord
A
Zulke
B
Daar
C
Dit
D
Deze

Slide 13 - Quizvraag

Wie haalt jullie op?

Wat voor soort is het woord WIE?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Hoofdletters:
waar staan de hoofdletters goed?
A
Ik ken stef Van leeuwen.
B
Ik ken Stef van Leeuwen.
C
ik ken stef van Leeuwen.
D
ik ken Stef Van leeuwen.

Slide 15 - Quizvraag

Wat heeft geen hoofdletter?
A
Engels
B
Amsterdamse
C
Noorden
D
Peugeot

Slide 16 - Quizvraag

We oefenen met de volgende leestekens: komma, punt, vraagteken en uitroepteken.
A
De leestekens kloppen
B
De leestekens kloppen niet

Slide 17 - Quizvraag

Wat is goed gespeld?
A
Amikale
B
Etiek
C
Nijging
D
Ruïneerde

Slide 18 - Quizvraag

Einde van de test

Slide 19 - Tekstslide