3HV- ein Gruppe- bezittelijke voornaamwoorden

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Het bezittelijke voornaamwoord in de 3e en 4e naamval

• Geeft bezit aan
  
• Staat met zelfstandig naamwoord
• Net zoals -ein vervoegen

Vb. Mijn fiets

           Haar haren

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

Voorzetsels

• Dativ: Aus, bei, mit, nach, seit, von en zu.
• Akkusativ: durch, für, gegen, ohne, um en bis.

Vb. Mein Mann arbeitet bei der Post. (v)

Nominativ (onderwerp)

Stel de vraag: Wie of wat + gezegde?

Akkusativ (lijdend voorwerp)

Stel de vraag: Wie/wat + gezegde + onderwerp?

Dativ (meewerkend voorwerp)

Stel de vraag: Aan/voor wie/wat + gezegde + onderwerp + (lijdend voorwerp)?

Vb. Ich schreibe meiner Schwester einen Brief

Ontleden

Welk woord is GEEN bezittelijk voornaamwoord?

1. Ihr
2. Euer
3. Unser
4. Mich

Ich habe gestern ... (jouw) Bruder gesehen.

Frau Meier, haben Sie ... (uw)
Reisepass (M) mitgebracht?

Wir gehen mit ... (jouw) Schwester ein Eis essen.

Das Hotel ist für ... (zijn) Küche (V) bekannt.

Dort spielen ... (haar) Kinder mit dem Hund.

Ich schreibe ........ (zijn) Bruder einen Brief.

Das liebe Kind gibt ... (zijn) Eltern kaltes Wasser.

Welk voorzetsel hoort NIET bij de 4e naamval

1. durch
2. mit
3. ohne
4. gegen

Welk voorzetsel hoort NIET bij de 3e naamval?

1. um
2. nach
3. seit
4. von

Mein Bruder fährt mit..... (mijn) Fahrrad zur Schule.

ik	ich
jij	du
hij	er
zij	sie
het	es
wij	wir
jullie	ihr
zij	sie
u	Sie

Sleep het bezittelijke voornaamwoord op de juiste plaats in het schema

unser

dein

Ihr

euer

mein

ihr

ihr

sein

sein

DAS ENDE