Les 1 van § 3.4 (2HVD)
1 / 37
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Het grootste deel van al het water op aarde is.....
A
zoet
B
zout
Slide 3 - Quizvraag
De ....is voor de mens erg belangrijk.
A
korte waterkringloop
B
lange waterkringloop
Slide 4 - Quizvraag
Welk water beweegt zich het minst snel door de waterkringloop?
A
rivierwater
B
grondwater
C
gletsjer in de bergen
D
landijs op Antarctica
Slide 5 - Quizvraag
Welk poolgebied bestaat uit landijs?
A
Noordpool
B
Zuidpool
Slide 6 - Quizvraag
Mensen in gebieden met veel neerslag hebben nooit een tekort aan drinkwater. Goed of fout?
A
Goed
B
Fout
Slide 7 - Quizvraag
Mensen in droge gebieden hebben altijd een tekort aan drinkwater. Goed of fout?
A
Goed
B
Fout
Slide 8 - Quizvraag
Nuttige neerslag hebben we het meest in de ....
A
zomermaanden
B
wintermaanden
Slide 9 - Quizvraag
Landen waar het weinig regent en waar geen rivieren stromen hebben een......
A
negatieve waterbalans
B
positieve waterbalans
Slide 10 - Quizvraag
Infiltratie van regenwater in de grond gaat het gemakkelijkst in
A
plattelandsgebieden
B
stedelijke gebieden
Slide 11 - Quizvraag
Water kan .....uit andere landen aangevoerd worden.
A
wel
B
niet
Slide 12 - Quizvraag
Fossiel water in een aquifer kan vaak.....door de natuur weer snel worden aangevuld.
A
wel
B
niet
Slide 13 - Quizvraag
Water uit een aquifer is dus meestal.....
A
vernieuwbaar water
B
niet vernieuwbaar water
Slide 14 - Quizvraag
Verdrinking behoort tot de .....gevolgen van een overstroming
A
directe
B
indirecte
Slide 15 - Quizvraag
Het tegengaan van de versterking van het broeikaseffect past bij de ......
A
korte termijnoplossing
B
lange termijnoplossing
Slide 16 - Quizvraag
Het maken van nood-voedselpakketten past bij de oplossingen voor de .....
A
korte termijn
B
langere termijn
