test foutieve samentrekking
1 / 20
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Zet de samentrekking weer terug.
Jan geeft weinig om Marieke, maar wel heel veel aandacht.
Jan geeft weinig om Marieke, maar wel heel veel aandacht.
Slide 3 - Open vraag
Foutieve samentrekking of niet?
Jan geeft weinig om Marieke, maar wel heel veel aandacht.
Jan geeft weinig om Marieke, maar wel heel veel aandacht.
A
foutieve samentrekking
B
goede samentrekking
Slide 4 - Quizvraag
Welk soort foutieve samentrekking?
Jan geeft weinig om Marieke, maar wel heel veel aandacht.
Jan geeft weinig om Marieke, maar wel heel veel aandacht.
A
Grammaticaal verschil
B
Verschil in woordsoort
C
Verschil in betekenis
D
Verschil in getal
Slide 5 - Quizvraag
Zet de samentrekking weer terug.
Zijn broek kost 100 euro en vind ik zo lelijk!
Zijn broek kost 100 euro en vind ik zo lelijk!
Slide 6 - Open vraag
Foutieve samentrekking of niet?
Zijn broek kost 100 euro en vind ik zo lelijk!
Zijn broek kost 100 euro en vind ik zo lelijk!
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking
Slide 7 - Quizvraag
Welk soort foutieve samentrekking?
Zijn broek kost 100 euro en vind ik zo lelijk!
Zijn broek kost 100 euro en vind ik zo lelijk!
A
Grammaticaal verschil
B
Verschil in woordsoort
C
Verschil in betekenis
D
Verschil in getal
Slide 8 - Quizvraag
Foutieve samentrekking of niet?
De clown trok zijn kleren uit en zich niets van zijn publiek aan.
De clown trok zijn kleren uit en zich niets van zijn publiek aan.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking
Slide 9 - Quizvraag
Zet de samentrekking weer terug.
De clown trok zijn kleren uit en zich niets van zijn publiek aan.
De clown trok zijn kleren uit en zich niets van zijn publiek aan.
Slide 10 - Open vraag
Welk soort foutieve samentrekking?
De clown trok zijn kleren uit en zich niets van zijn publiek aan.
De clown trok zijn kleren uit en zich niets van zijn publiek aan.
A
Grammaticaal verschil
B
Verschil in woordsoort
C
Verschil in betekenis
D
Verschil in getal
Slide 11 - Quizvraag
Zet de samentrekking weer terug.
Hij geeft zijn dochter een dropje en zijn zoon een lolly.
Hij geeft zijn dochter een dropje en zijn zoon een lolly.
Slide 12 - Open vraag
Foutieve samentrekking of niet?
Hij geeft zijn dochter een dropje en zijn zoon een lolly.
Hij geeft zijn dochter een dropje en zijn zoon een lolly.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking
Slide 13 - Quizvraag
Zet de samentrekking weer terug.
Streekromans interesseren me niet en lees ik dus niet.
Streekromans interesseren me niet en lees ik dus niet.
Slide 14 - Open vraag
Foutieve samentrekking of niet?
Streekromans interesseren me niet en lees ik dus niet.
Streekromans interesseren me niet en lees ik dus niet.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking
Slide 15 - Quizvraag
Welk soort foutieve samentrekking?
Streekromans interesseren me niet en lees ik dus niet.
Streekromans interesseren me niet en lees ik dus niet.
A
Grammaticaal verschil
B
Verschil in woordsoort
C
Verschil in betekenis
D
Verschil in getal
Slide 16 - Quizvraag
Verbeter de foutieve samentrekking:
Streekromans interesseren me niet en lees ik dus niet.
Streekromans interesseren me niet en lees ik dus niet.
Slide 17 - Open vraag
Foutieve samentrekking of niet?
Zij wordt geaccepteerd en arts.
Zij wordt geaccepteerd en arts.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking:
Slide 18 - Quizvraag
Welk soort foutieve samentrekking?
Zij wordt geaccepteerd en arts.
Zij wordt geaccepteerd en arts.
A
Grammaticaal verschil
B
Verschil in woordsoort
C
Verschil in betekenis
D
Verschil in getal
Slide 19 - Quizvraag
Foutieve samentrekking of niet?
Ik heb een fiets gekregen en uitgeprobeerd op mijn verjaardag.
Ik heb een fiets gekregen en uitgeprobeerd op mijn verjaardag.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking
