4. Een handelaar denkt: ‘Binnenkort komt er weer een schip vol kaas, boter, textiel en vis aan, uit Holland. Die producten kan ik hier voor een goede prijs verkopen! De Hollander zal ook tevreden zijn, want ik heb een mooie partij graan voor hem.’
A. Waar woont deze handelaar?
Kies uit: het Oostzeegebied / Amerika / Indië. Leg je antwoord uit.
B. Leg uit waarom de antwoorden die je bij A niet koos, fout zijn.