w25 EN 1M(K) UNIT 6.1

• Engels
• Middelbare school

GOALS THIS WEEK

Aan het einde van deze week...

...Heb je kennis gemaakt met de woordjes van lesson 1

...kun je de past simple van 'to be' gebruiken. 

...kun je de past simple met zwakke werkwoorden gebruiken

...heb je d.m.v. een schrijfopdracht laten zien of je de present continuous beheerst. 

...heb je je leesvaardigheid verbeterd d.m.v. readtheory

GOALS TODAY

Deze les beginnen we met unit 6.1

• Je gaat de woordjes gebruiken
• Je maakt kennis met de past simple
• Je maakt kennis met de past simple van één specifiek werkwoord: to be

Verschil regelmatig & onregelmatig werkwoord

in het Nederlands...

regelmatig: ik fiets - ik fietste - ik heb gefietst

onregelmatig : ik koop - ik kocht - ik heb gekocht

Past Simple

Regelmatige werkwoorden in de verleden tijd zetten?

voeg -ED toe aan het werkwoord: 

help - helped, walk  - walked , watch - watched

Een belangrijk onregelmatig werkwoord in de verleden tijd is:

"to be" in de verleden tijd was / were.

Regelmatig werkwoord:

I WALKED

YOU WALKED

HE WALKED

SHE WALKED

IT WALKED

WE WALKED

THEY WALKED

Onregelmatige werkwoord: to BE:

I WAS

YOU WERE

HE WAS

SHE WAS

IT WAS

WE WERE

THEY WERE

Regelmatige werkwoorden:

(eindigend op klinker + Y)

I PLAYED

YOU PLAYED

HE PLAYED

SHE PLAYED

IT PLAYED

WE PLAYED

THEY PLAYED

Regelmatige werkwoorden:

(eindigend op medeklinker + Y)

I STUDIED

YOU STUDIED

HE STUDIED

SHE STUDIED

IT STUDIED

WE STUDIED

THEY STUDIED

What is the correct form of the Past Simple?

1. Am / is / are + verb -ing
2. verb + ED
3. Have / has + voltooid deelwoord
4. verb + s bij he / she / it

Which sentence is written in the
Past Simple?

1. I walk to school every day.
2. Rabbits can't sing very well.
3. My mother washed my clothes last night.
4. They don't ever talk to each other.

Which sentence is written in the
Past Simple?

1. I love to cycle to school.
2. We often go to church.
3. They haven't seen him yet.
4. I was at home last night.

Choose the correct form
My friends and I ___ at the movies yesterday.

1. are
2. was
3. were
4. am

Choose the correct form
Rory _____ at the playground yesterday.

1. is
2. are
3. was
4. were

Choose the correct form
My friends and I _____ an amusement park a week ago.

1. visit
2. visited
3. visiting
4. visits

Choose the correct form
My sister _____ very hard for the test.

1. studyd
2. studied
3. studies
4. studys

Choose the correct form
You _____ to watch Sesame Street when you were little, right?

1. like
2. likes
3. liked
4. likeed

Even herhalen

Als je een zin maakt met een regelmatig werkwoord (zwak werkwoord in het NL) komt er ED achter, wanneer je het in de verleden tijd zet. 

Als je een zin maakt met TO BE in de verleden tijd, verandert het werkwoord in was (bij I/he/she/it) en were (bij you/we/they)

eDition

Maak de volgende opdrachten van 6.1:

1 t/m 8

Daarna ben je klaar. 

Goals today

Aan het einde van deze les...

...ken je de woordjes van lesson 1

...kun je de past simple van to be gebruiken

...is je leesvaardigheid verbeterd d.m.v. Readtheory

eDition

Maak de volgende opdrachten van 6.1:

• Practise more -> vocab 1 t/m 4
• Practise more -> Grammar 1, 2

Time to read in Readtheory - 15 mins

GOALS TODAY

Aan het einde van deze les...

...heb je kennis gemaakt met negatieve zinnen en vraagzinnen in de Past Simple

...heb je laten zien wat jouw niveau is van Present Continuous d.m.v. een schrijfopdracht.

Uitleg

Op de volgende twee slides staat een link met uitleg over ontkennende en vragende zinnen in de past simple. 

www.bastrimbos.com

www.bastrimbos.com

Practise

Nu ga je het even oefenen. 

........ a cake?

1. Did he bake
2. Did he baked
3. Does he baked
4. Baked he

..... to Spain last summer.

1. I not go
2. I not went
3. I didn't go
4. I didn't went

What ...... last weekend?

1. did you
2. you did
3. did you did
4. did you do

.............. them at the party.

1. We not saw
2. We didn't see
3. We didn't saw
4. We not see

How ............... him?

1. you found
2. did you found
3. did you find
4. found you

Did you help him? .....

1. Yes, I helped
2. Yes, I did

Which dress ..... ?

1. did you buy
2. did you bought
3. bought you
4. buy you

.... you home?

1. Brought they
2. Did they brought
3. Did they bring
4. They brought

..... the party. It was boring.

1. I not liked
2. I didn't liked
3. I liked not
4. I didn't like

Writing week 25

Deze week ga je een schrijfopdracht doen. 10 zinnen in totaal.

Doel: laten zien of je de Present Continuous beheerst.  

Op de volgende slide is nog een link naar uitleg, als je dat wil.

Writing week 25

Je gaat als volgt te werk:

1. 
   Schrijf 2 zinnen op over wat jij NU aan het doen bent. (zitten, kauwgum kauwen, huiswerk maken, ademen etc.)  
2. Zoek 2 plaatjes op van iemand die in zijn eentje iets doet. (voetballen, koken, zwemmen etc.)  
3. Schrijf per plaatje op wat die persoon aan het doen is. Gebruik de Present Continuous.   
4. Schrijf ook op wat die persoon NIET aan het doen is. (als hij voetbalt, drinkt hij geen thee bijvoorbeeld).  
5. Zoek 2 plaatjes op van een paar mensen die iets doen (trainen, eten, luisteren bijvoorbeeld) 
6. Schrijf per plaatje op wat die personen aan het doen zijn. Gebruik de Present Continuous.  
7. Schrijf ook op wat die personen NIET aan het doen zijn. (als ze TV kijken, bakken ze geen taart bijvoorbeeld). 

TIP

Niet te lang nadenken over de plaatjes of de zinnen. 

Het gaat erom dat je de Present Continuous kunt gebruiken. 

Meer niet :)

Good luck!