In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Wanneer: Bij gewoontes, feiten
(always, never, usually)
Hoe: Werkwoord
Bij SHIT --> Werkwoord + s
Bij X --> Don't/doesn't + werkwoord (ZONDER S)
Bij ? --> Do/does + werkwoord (ZONDER S)
I walk everyday
He walks
I don't walk
Does she walk?
Wanneer: Verleden tijd (afgerond)
(yesterday, a week ago)
Hoe: Werkwoord + ED
Onregelm. --> Rij 2
Bij X: --> Didn't + werkwoord (ZONDER ED)
Bij ?: --> Did + werkwoord (ZONDER ED)
I walked
He ran
We didn't walk
Did you run?