In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
BOA Toetsmatrijs toets 1.1.1 t/m 1.2.6
Slide 1 - Tekstslide
Volgens artikel 42: 1 van de Grondwet wordt de regering gevormd door ...
A
de Koning en de ministers
B
de Koning en de Staten-Generaal
C
de minister-president en het kabinet
Slide 2 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor grondwet? (open vraag)
Slide 3 - Open vraag
Wat is een ander woord voor 'koninkrijk'? (open vraag)
Slide 4 - Open vraag
Wat is een democratische rechtsstaat?
A
een staatsvorm waarin de burgers kiezen wie het land regeert
B
een staatsvorm waarin de burgers kiezen wie het land regeert en iedereen zich aan het Nederlands recht moet houden
C
een staatsvorm waarin de Koning en de ministers het land regeren en iedereen zich aan het Nederlands recht moet houden
Slide 5 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met het parlement?
A
Staten-Generaal
B
Eerste en Tweede kamer
C
Volksvertegenwoordiging
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 6 - Quizvraag
Uit hoeveel leden bestaat de Tweede Kamer? (open vraag)
Slide 7 - Open vraag
Hoe worden de leden van de Eerste Kamer gekozen?
A
Rechtstreeks door de kiesgerechtigde inwoners van Nederland
B
Getrapt door de leden van de Gedeputeerde Staten
C
Getrapt door de leden van de Provinciale Staten
Slide 8 - Quizvraag
Piet is 18 jaar en mag stemmen. Piet wil plaatsnemen in de gemeenteraad van zijn gemeente. Dit noemen we ... kiesrecht (open vraag, vul in)
Slide 9 - Open vraag
Is Friesland (Fryslân) een staat?
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quizvraag
Een staatsvorm waarbij internationaal als eenheid wordt opgetreden en nationaal de macht is gedecentraliseerd, zodat ook lagere overheden (zoals gemeenten en provincies) bepaalde bevoegdheden hebben, noemen we een ... (2 woorden, open vraag)
Slide 11 - Open vraag
De centrale overheid is ...
A
het Rijk
B
de provincie
C
de gemeente
Slide 12 - Quizvraag
Decentrale overheden zijn: provincies, gemeenten, en ...
A
waterschappen
B
dorpen
C
steden
Slide 13 - Quizvraag
De rechterlijke macht ligt bij de rechters en het ... (vul in, open vraag)
Slide 14 - Open vraag
Wie vormen het algemeen bestuur van een provincie?
A
Commissaris van de Koning
B
Gedeputeerde Staten
C
Provinciale Staten
Slide 15 - Quizvraag
Wie vormen het dagelijks bestuur van een provincie?
A
Alleen de Commissaris van de Koning
B
Gedeputeerde Staten
C
Provinciale Staten
Slide 16 - Quizvraag
Door wie worden provinciale verordeningen vastgesteld (oftewel: wie vormen de wetgevende macht binnen een provincie)?
A
Commissaris van de Koning
B
Gedeputeerde Staten
C
Provinciale Staten
Slide 17 - Quizvraag
Wie vormen de uitvoerende macht binnen een provincie?
A
Gedeputeerde Staten
B
Provinciale Staten
Slide 18 - Quizvraag
De Commissaris van de Koning is ... (vul in) van Provinciale Staten
A
voorzitter
B
lid
C
voorzitter en lid
Slide 19 - Quizvraag
De Commissaris van de Koning is ... van Gedeputeerde Staten
A
voorzitter
B
lid
C
voorzitter en lid
Slide 20 - Quizvraag
Wie vorm(t)(en) de wetgevende macht binnen een gemeente?
A
burgemeester
B
wethouders
C
gemeenteraad
Slide 21 - Quizvraag
Waaruit bestaat het dagelijkse bestuur van een gemeente?
A
College van B & W
B
gemeenteraad
C
Burgemeester
Slide 22 - Quizvraag
Is een wethouder ook gemeenteraadslid?
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quizvraag
De burgemeester is voorzitter van de gemeenteraad en voorzitter én lid van het College van B & W. Is dit waar of niet waar?