week 21 lesson 2: 7.2 + discuss reading test

Welcome!
Today's class: Discuss the reading test & 7.2

Please open up a tab with lessonup & one with ReadTheory

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welcome!
Today's class: Discuss the reading test & 7.2

Please open up a tab with lessonup & one with ReadTheory

Slide 1 - Tekstslide

This semester
Summatieve toetsen
(Reading test 2x )
TW: units 5 & (6 some grammer) & 7  – vocab, grammar, phrases 2x

Slide 2 - Tekstslide

Silent reading


ReadTeory 
1V1 Faber class:
NQK4JW10X
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Silent reading


ReadTeory
1V3 Faber class:
4TJFDVB8
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Homework check
Three strikes = you're out!
Make Unit 7 exercise 9, 10, 11, 12
Study vocab 7.3+7.4 + phrases Writing (7.2)+ Speaking (7.4)
grammar all verb tenses: p.125+132+134+139+ 140+146+(to be) going to

Slide 5 - Tekstslide

Let's discuss the reading test
vraag
versie a
versie b
punten
1
a
c
2
c
b
3
a
c
4
b
c
5
2, 1 per juist antwoord

Slide 6 - Tekstslide

Let's discuss the reading test
vraag
versie a
versie b
punten
6
niet wel niet wel
wel wel niet niet
2 pnt 
7
b
a
8
aan iets 
leuks denken
9
c
b
10
a
c
11
om mensen van zijn terrein
te jagen

Slide 7 - Tekstslide

Let's discuss the reading test
vraag
versie a
versie b
punten
12
e
a
13
d
b
14
c
a
15
niet niet niet wel
niet wel niet niet
2 pnt
16
a
d
19 pnt

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Nog een keer in het kort: Past Simple in bevestigende zinnen
Wat
Past simple
Wanneer
Om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
Hoe
Met -ed OF een onregelmatige vorm.
Signaalwoorden
Yesterday, last week, last month, two days ago, four days ago, months ago, etc.
Voorbeelden
He walked her home last night.
I talked to him on the phone yesterday.
She swam a lot in her spare time.
The math teacher taught us a lot.

Slide 10 - Tekstslide

Grammar : past simple (to be)
Write down the answers to the following questions for yourselves: 

- What is the past? 
- How do you make the past simple of "to be"?
- Write down a sentence about something that with the verb "to be" in the past simple. 

Slide 11 - Tekstslide

 Past Simple of "to be" 
Past simple 
I was wrong.
The teacher was wrong
The woman  was wrong
Sorry, but you were wrong
We were wrong
They were wrong

Slide 12 - Tekstslide

Past Simple of to be in ontkennende zinnen
Past simple 
I wasn't wrong.
The teacher wasn't wrong
The woman  wasn't wrong
Sorry, but you weren't wrong
We weren't wrong
They weren't wrong

Slide 13 - Tekstslide

Past Simple in vraagzinnen
Het allerbelangrijkste om te weten over vragen in de Past Simple is dat een vraag begint met “did” (of een wh-vraagwoord gevolgd door “did”), dan volgt het onderwerp en hierna volgt het hele werkwoord:

(Wh- question) - Did - onderwerp - hele werkwoord

Slide 14 - Tekstslide

Omdat het hulpwerkwoord (“do” --> "did") al in de verleden tijd staat hoeft/mag het werkwoord NIET meer in de verleden tijd staan!
Je zegt dus: Did I work yesterday?
en NIET Did I worked yesterday?

Slide 15 - Tekstslide

Uitzondering: to be
Het werkwoord “to be” heeft in de verleden tijd 2 vormen: was & were. Wanneer “was” of “were” in de zin staat kun je hier de vraag mee beginnen en heb je geen “did” nodig.

Bv. She was ill yesterday. 
Was she ill yesterday?
En dus NIET: Did she is ill yesterday?

Slide 16 - Tekstslide

 Past Simple of "to be" in vraagzinnen
Past simple 
Was wrong?
Was the teacher wrong?
Was the woman happy?
Were you early?
Were we present? 
Were they wrong? 

Slide 17 - Tekstslide

I _______(not be) at home last week .

Slide 18 - Open vraag

Why______(you– not be)in class last week .

Slide 19 - Open vraag

Grammar : word order

Place before time


Put the following sentences in the correct order, use the correct form of "to be"

Slide 20 - Tekstslide

when you checked in – your passport – be – in your bag – ?

Slide 21 - Open vraag

on the Eiffel tower – three days ago – be – my friends

Slide 22 - Open vraag

Tuesday / the boys /to the mall/ their bikes / ride / every

Slide 23 - Open vraag

Grammar : have got
Have got (have/has + got) is used to talk mainly about possessions or personal attributes.

Slide 24 - Tekstslide

Make a sentence with "have got"
(She – a second-hand bike)

Slide 25 - Open vraag

Make a sentence with "have got"
(I – not – computer)

Slide 26 - Open vraag

Make a sentence with "have got"
(She – red backpack?)

Slide 27 - Open vraag

Check

Any questions?

Slide 28 - Tekstslide

You work! 
Online: 
Unit 7.2 

ex. 20,21,22
and **practise more** of Lesson 2


Slide 29 - Tekstslide

Homework 1v1 
Make Unit 7 exercise 20,21,22
Study vocab Unit 5 + Phrases unit 5
grammar 
unit 5 : all grammar
unit 6: Much/many, can/could/should+ everything on p134
unit 7: all grammar
most important:  past simple irregular (+p146)

Slide 30 - Tekstslide

Homework 1v3
Make Unit 7 exercise 20,21,22
Study vocab Unit 5 + Phrases unit 5
grammar 
unit 5 : all grammar
unit 6: Much/many, can/could/should+ everything on p134
unit 7: all grammar
most important:  past simple irregular (+p146)

Slide 31 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 32 - Tekstslide