English 18-19 January T2D/C

1 / 22
volgende
Slide 1: Interactive video met 8 slides
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

8

Slide 1 - Video

00:14
We leave school at about
A
ten past eight
B
ten to seven
C
ten to eight
D
eight o'clock

Slide 2 - Quizvraag

00:25
What does she do in the car?
A
Uses her cell phone and chats
B
Listens to music and looks at her homework again
C
Watches films and talks to her mother

Slide 3 - Quizvraag

00:42
What is it that is on time?

Slide 4 - Open vraag

00:52
What time does she leave for school?
A
half past six (6.30)
B
seven o' clock (7.00)
C
quarter to six (5.45)

Slide 5 - Quizvraag

01:06
What's wrong?
A
She forgot her sandwiches with jam
B
They're stuck in a traffic jam
C
They forgot to pick up uncle Sam

Slide 6 - Quizvraag

01:17
What time does Eric get to the underground station?
A
quarter past eight (8.15)
B
half past eight (8.30)
C
quarter to eight (7.45)

Slide 7 - Quizvraag

01:28
It's a good day to ..............

Slide 8 - Open vraag

01:31
What do Deepal's friends have?
A
motorbikes
B
boats
C
buses
D
bikes

Slide 9 - Quizvraag

Wat weet je nog over de present simple?

Slide 10 - Open vraag

Wat weet je nog over de present continuous?

Slide 11 - Open vraag

Present simple

Wanneer? 

Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurd.

Als het een feit is.



Slide 12 - Tekstslide

Present simple

+ (positief)    --> werkwoord  of werkwoord +s

I walk to school every day.

She walks to school every day.

- (negatief) -->  don't + werkwoord of doesn't + werkwoord

I don't  like dancing.

He doesn't like dancing.



Slide 13 - Tekstslide

Present simple

? (vraag) --> Do of Does + werkwoord

Do  you like sushi?

Does she like sushi?


Slide 14 - Tekstslide

Present continuous
Wanneer? Als iets nu bezig is en nog een tijdje voortduurt

Slide 15 - Tekstslide

Present continuous

+ (positief) --> 'to be' + werkwoord + ing

- (negatief) --> 'to be' +not + werkwoord + ing

? (vraag) --> 'to be' + werkwoord + ing

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present simple?
A
Als iets in het verleden is gebeurd
B
Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt
C
Als iets in de toekomst gebeurt
D
Als iets nu gebeurt

Slide 17 - Quizvraag

Vul in: I _________ (live) in Utrecht.
A
live
B
lives
C
am live

Slide 18 - Quizvraag

Vul in: Sammy _______ (love) food.
A
love
B
loves
C
loving

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer gebruik je de present continuous?
A
Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt
B
Als iets in de toekomst gebeurt
C
Als iets nu aan de gang is
D
Als iets in het verleden gebeurt

Slide 20 - Quizvraag

Wat voor zin is dit?
I am riding my bike at the moment.
A
Present simple
B
Present continuous

Slide 21 - Quizvraag

Wat voor zin is dit?
Molly is writing a letter.
A
present simple
B
present continuous

Slide 22 - Quizvraag