5.2 toonhoogte

5.2 Toonhoogte 
Lesdoelen:

Rekenen met f = 1/T en T = 1/f
De frequentie op het scherm van een oscilloscoop berekenen.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

5.2 Toonhoogte 
Lesdoelen:

Rekenen met f = 1/T en T = 1/f
De frequentie op het scherm van een oscilloscoop berekenen.

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis
Zijn er tonen die jij irritant vindt ?

Slide 2 - Tekstslide

Snaarinstrumenten
Hoe korter de snaar, hoe hoger de toon.
Hoe dunner de snaar, hoe hoger de toon.
Hoe strakker de snaar, hoe hoger de toon.

Slide 3 - Tekstslide

Tussen a en b zie je één trilling.

Slide 4 - Tekstslide

Frequentie
De frequentie is het aantal trillingen per seconde.
symbool; f
eenheid: Hz

V.b. f = 220 Hz
d.w.z. de frequentie is 220 Hertz.
Er zijn 220 trillingen per seconde.

Slide 5 - Tekstslide

Het frequentiebereik van het menselijk gehoor
ligt tussen de 20 en 20.000 Hz

Slide 6 - Tekstslide

Ultrasoon geluid
Boven 20.000 Hz noemt men ultrasoon geluid.
Honden horen dit b.v. wel.
Vleermuizen sporen zo insecten op.

Slide 7 - Tekstslide

0

Slide 8 - Video

De oscilloscoop en toongenerator
De scoop is een apparaat dat trillingen zichtbaar kan maken.
De toongenerator kan tonen van verschillende frequenties maken.

Slide 9 - Tekstslide

Je ziet 4 trillingen over 0,01 s
Dat zijn 400 trillingen per 1 s.
De frequentie is dus 400 Hz

Slide 10 - Tekstslide

Trillingstijd
Dit is de tijd voor één trilling.
Symbool: T
Eenheid; s

V.b. T = 20 ms.
d.w.z. De trillingstijd is 20 milliseconde. 
De tijd voor één trilling is 20 ms

Slide 11 - Tekstslide

Verband tussen f en T
Als de frequentie groter wordt, dan wordt de trillingstijd kleiner.

f = 1/T
f = frequentie (in Hz)
T =  trillingstijd (in s)

T = 1/f

Slide 12 - Tekstslide

T=  10 x 0,5 ms= 5 ms

f = 1/T = 1/0,005 = 200 Hz

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Een snaar heeft een trillingstijd van 20 ms. Bereken de frequentie.
Geg; T = 20 ms

Gevr: f
Opl f = 1/T
f = 1/0,02 = 50 Hz

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld 3
Een mug beweegt zijn vleugels 200 keer per seconde. 
a Bereken de frequentie .
b Bereken de trillingstijd.


Slide 15 - Tekstslide

Uitwerking v.b. 3
f = 200 Hz ( 200 x per seconde)
T = 1/f 
T = 1/ 200 
T = 0,005 s

Slide 16 - Tekstslide

Nut van de lesdoelen
Bij de toets zul je veel moeten rekenen met frequentie/trillingstijd.

In het dagelijkse leven krijg je vaak met frequenties te maken, denk aan luidsprekers, hondenfluitjes etc.

Slide 17 - Tekstslide

Controle van begrip
Bereken de frequentie van deze toon.

Slide 18 - Tekstslide

Controle van begrip
In het figuur in de volgende dia zie je twee schermen van een oscilloscoop.
a Wat betekent 0,2ms/div?
b Hoe groot is de trillingstijd en frequentie van toon A?

Slide 19 - Tekstslide

Bereken de trillingstijd en frequentie.

Slide 20 - Tekstslide

Controle van begrip
Een snaar trilt 6000 keer per minuut
a Bereken de frequentie.
b Bereken de trillingstijd.

Slide 21 - Tekstslide

Uitwerking
De frequentie is het aantal trillingen per seconde.
f = 6000/60 = 100 Hz
T = 1/f = 1/100= 0,01 s

Slide 22 - Tekstslide