Kwantummechanica - Deeltjesverschijnselen

Kwantummechanica
Deeltjesverschijnselen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Kwantummechanica
Deeltjesverschijnselen

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk Kwantummechanica
Kwantummechanica - Deeltjesverschijnselen

Kwantummechanica - Golfverschijnselen
Kwantummechanica - Deeltje in een doos
Kwantummechanica - Het atoommodel (?)
Kwantummechanica - Onzekerheid
Kwantummechanica - Tunneling


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je...

... 

Slide 3 - Tekstslide

Foto-elektrisch effect
In de 19de eeuw werd ontdekt dat licht golfeigenschappen heeft. Als gevolg werd gedacht dat het ontsnappen van de elektronen zou moeten afhangen van de intensiteit, oftewel de amplitude.

Dus elke kleur licht zou elektronen kunnen losmaken, zolang de intensiteit hoog genoeg zou zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Foto-elektrisch effect
In de 19de eeuw werd ontdekt dat licht golfeigenschappen heeft. Als gevolg werd gedacht dat het ontsnappen van de elektronen zou moeten afhangen van de intensiteit, oftewel de amplitude.

Dus elke kleur licht zou elektronen kunnen losmaken, zolang de intensiteit hoog genoeg zou zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Foto-elektrisch effect
In plaats van de intensiteit, bleek het de frequentie (en dus de kleur) van het licht het verschil te maken. Als de frequentie boven een bepaalde grensfrequentie (fgrens) komt, dan ontsnappen de elektronen en anders niet.

Slide 7 - Tekstslide

Volgens Einstein was licht opgebouwd uit kleine deeltjes genaamd fotonen. Het waren deze deeltjes die geabsorbeerd werden door de elektronen. 


















Uittree-energie
Efoton=hf=hλc

Slide 8 - Tekstslide

Volgens Einstein was licht opgebouwd uit kleine deeltjes genaamd fotonen. Het waren deze deeltjes die geabsorbeerd werden door de elektronen. 


















Uittree-energie
Efoton=hf=hλc
Efoton=Euittree+Ekin

Slide 9 - Tekstslide

Volgens Einstein was licht opgebouwd uit kleine deeltjes genaamd fotonen. Het waren deze deeltjes die geabsorbeerd werden door de elektronen. 







Energie van foton                                 
  Pakketje, kwanta                                  












Uittree-energie
Efoton=hf=hλc
Efoton=Euittree+Ekin

Slide 10 - Tekstslide

Volgens Einstein was licht opgebouwd uit kleine deeltjes genaamd fotonen. Het waren deze deeltjes die geabsorbeerd werden door de elektronen. 







Energie van foton                               Uittree-energie                  
  Pakketje, kwanta                                Ionisatie-energie                      












Uittree-energie
Efoton=hf=hλc
Efoton=Euittree+Ekin
Efoton=hfgrens
Efoton=hλgrensc

Slide 11 - Tekstslide

Volgens Einstein was licht opgebouwd uit kleine deeltjes genaamd fotonen. Het waren deze deeltjes die geabsorbeerd werden door de elektronen. 







Energie van foton                               Uittree-energie                   Kinetische energie
 Pakketje, kwanta                                 Ionisatie-energie                snelheid ten gevolge
                                                                                                                       van de spanning












Uittree-energie
Efoton=hf=hλc
Efoton=Euittree+Ekin
Ekin=Eelek=qU=eU
Efoton=hfgrens
Efoton=hλgrensc

Slide 12 - Tekstslide

Foto-elektrisch effect experiment

Slide 13 - Tekstslide

Ga na of blauw licht sterk genoeg is om elektronen in een stuk zilver te ioniseren.



Vraag 4 & 5 van WS

Slide 14 - Tekstslide

Ga na of blauw licht sterk genoeg is om elektronen in een stuk zilver te ioniseren.


Zilver --> Ag

BINAS T24:  
Euittree = 4,70 eV
fgrens = 1,14·1015 Hz
λgrens = 264 nm

Ionisatie-energie van zilver-atoom: Euittree = 4,70 eV

Blauw licht: 



Vraag 4 & 5 van WS
Efoton=hf=hλc
Efoton=0,4141018 J

Blauw licht:

f = 0,60·1015  - 0,65·1015 Hz
λ = 460 - 500 nm
Efoton=2,58 eV

Slide 15 - Tekstslide

Ga na of blauw licht sterk genoeg is om elektronen in een stuk zilver te ioniseren.


Zilver --> Ag

BINAS T24:  
Euittree = 4,70 eV
fgrens = 1,14·1015 Hz
λgrens = 264 nm

Ionisatie-energie van zilver-atoom: Euittree = 4,70 eV

Blauw licht: 



Vraag 4 & 5 van WS
Fotonen met een golflengte van 300 nm worden op een stuk zink geschoten. Leg uit of de elektronen in het zink zullen ioniseren.


Efoton=hf=hλc
Efoton=0,4141018 J

Blauw licht:

f = 0,60·1015  - 0,65·1015 Hz
λ = 460 - 500 nm
Efoton=2,58 eV

Slide 16 - Tekstslide

Ga na of blauw licht sterk genoeg is om elektronen in een stuk zilver te ioniseren.


Zilver --> Ag

BINAS T24:  
Euittree = 4,70 eV
fgrens = 1,14·1015 Hz
λgrens = 264 nm

Ionisatie-energie van zilver-atoom: Euittree = 4,70 eV

Blauw licht: 



Vraag 4 & 5 van WS
Fotonen met een golflengte van 300 nm worden op een stuk zink geschoten. Leg uit of de elektronen in het zink zullen ioniseren.

Zink ---> Zn

BINAS T24:
Euittree = 4,27 eV
fgrens = 1,03·1015 Hz
λgrens = 290 nm

Ionisatie-energie van zink-atoom: Euittree = 4,27 eV


Hoge golflengte ---> Lage energie

Efoton=hf=hλc
Efoton=0,4141018 J

Blauw licht:

f = 0,60·1015  - 0,65·1015 Hz
λ = 460 - 500 nm
Efoton=2,58 eV
Efoton=hf=hλc

Slide 17 - Tekstslide

Een lichtbundel bestaande uit fotonen met een golflengte van 200 nm wordt op een stuk zilver geschoten. De elektronen die hierbij vrijkomen worden afgeremd in een elektrisch veld. De minimale spanning waarbij de elektronen volledig worden afgeremd blijkt 1,5 V te zijn. 
Bereken met deze gegevens de constante van Planck.


Vraag 6 van WS

Slide 18 - Tekstslide

Een lichtbundel bestaande uit fotonen met een golflengte van 200 nm wordt op een stuk zilver geschoten. De elektronen die hierbij vrijkomen worden afgeremd in een elektrisch veld. De minimale spanning waarbij de elektronen volledig worden afgeremd blijkt 1,5 V te zijn. 
Bereken met deze gegevens de constante van Planck.

λ = 200 nm = 200·10-9 m
Urem = 1,5 V
EkinEelek = qU = eU
Vraag 6 van WS

Slide 19 - Tekstslide

Een lichtbundel bestaande uit fotonen met een golflengte van 200 nm wordt op een stuk zilver geschoten. De elektronen die hierbij vrijkomen worden afgeremd in een elektrisch veld. De minimale spanning waarbij de elektronen volledig worden afgeremd blijkt 1,5 V te zijn. 
Bereken met deze gegevens de constante van Planck.

λ = 200 nm = 200·10-9 m
Urem = 1,5 V
EkinEelek = qU = eU
Vraag 6 van WS
Efoton=Euittree+Ekin

Slide 20 - Tekstslide

Een lichtbundel bestaande uit fotonen met een golflengte van 200 nm wordt op een stuk zilver geschoten. De elektronen die hierbij vrijkomen worden afgeremd in een elektrisch veld. De minimale spanning waarbij de elektronen volledig worden afgeremd blijkt 1,5 V te zijn. 
Bereken met deze gegevens de constante van Planck.

λ = 200 nm = 200·10-9 m
Urem = 1,5 V
EkinEelek = qU = eU
Vraag 6 van WS
Efoton=Euittree+Ekin
hλfotonc=hλgrensc+eUrem

Slide 21 - Tekstslide

Een lichtbundel bestaande uit fotonen met een golflengte van 200 nm wordt op een stuk zilver geschoten. De elektronen die hierbij vrijkomen worden afgeremd in een elektrisch veld. De minimale spanning waarbij de elektronen volledig worden afgeremd blijkt 1,5 V te zijn. 
Bereken met deze gegevens de constante van Planck.

λ = 200 nm = 200·10-9 m
Urem = 1,5 V
EkinEelek = qU = eU
Vraag 6 van WS
Efoton=Euittree+Ekin
hλfotonc=hλgrensc+eUrem
hλfotonchλgrensc=eUrem

Slide 22 - Tekstslide

Een lichtbundel bestaande uit fotonen met een golflengte van 200 nm wordt op een stuk zilver geschoten. De elektronen die hierbij vrijkomen worden afgeremd in een elektrisch veld. De minimale spanning waarbij de elektronen volledig worden afgeremd blijkt 1,5 V te zijn. 
Bereken met deze gegevens de constante van Planck.

λ = 200 nm = 200·10-9 m
Urem = 1,5 V
EkinEelek = qU = eU
Vraag 6 van WS
Efoton=Euittree+Ekin
hλfotonc=hλgrensc+eUrem
hλfotonchλgrensc=eUrem
hc(λfoton1λgrens1)=eUrem

Slide 23 - Tekstslide

Een lichtbundel bestaande uit fotonen met een golflengte van 200 nm wordt op een stuk zilver geschoten. De elektronen die hierbij vrijkomen worden afgeremd in een elektrisch veld. De minimale spanning waarbij de elektronen volledig worden afgeremd blijkt 1,5 V te zijn. 
Bereken met deze gegevens de constante van Planck.

λ = 200 nm = 200·10-9 m
Urem = 1,5 V
EkinEelek = qU = eU
Vraag 6 van WS
Efoton=Euittree+Ekin
hλfotonc=hλgrensc+eUrem
hλfotonchλgrensc=eUrem
hc(λfoton1λgrens1)=eUrem
h=c(λfoton1λgrens1)eUrem

Slide 24 - Tekstslide

Een lichtbundel bestaande uit fotonen met een golflengte van 200 nm wordt op een stuk zilver geschoten. De elektronen die hierbij vrijkomen worden afgeremd in een elektrisch veld. De minimale spanning waarbij de elektronen volledig worden afgeremd blijkt 1,5 V te zijn. 
Bereken met deze gegevens de constante van Planck.

λ = 200 nm = 200·10-9 m
Urem = 1,5 V
EkinEelek = qU = eU
Vraag 6 van WS
Efoton=Euittree+Ekin
hλfotonc=hλgrensc+eUrem
hλfotonchλgrensc=eUrem
hc(λfoton1λgrens1)=eUrem
h=c(λfoton1λgrens1)eUrem
h=2,99792108(20010912641091)1,60210191,5

Slide 25 - Tekstslide

Een lichtbundel bestaande uit fotonen met een golflengte van 200 nm wordt op een stuk zilver geschoten. De elektronen die hierbij vrijkomen worden afgeremd in een elektrisch veld. De minimale spanning waarbij de elektronen volledig worden afgeremd blijkt 1,5 V te zijn. 
Bereken met deze gegevens de constante van Planck.

λ = 200 nm = 200·10-9 m
Urem = 1,5 V
EkinEelek = qU = eU
Vraag 6 van WS
Efoton=Euittree+Ekin
hλfotonc=hλgrensc+eUrem
hλfotonchλgrensc=eUrem
hc(λfoton1λgrens1)=eUrem
h=c(λfoton1λgrens1)eUrem
h=2,99792108(20010912641091)1,60210191,5
h=6,61034 Js

Slide 26 - Tekstslide

Een lichtbundel bestaande uit fotonen met een golflengte van 200 nm wordt op een stuk zilver geschoten. De elektronen die hierbij vrijkomen worden afgeremd in een elektrisch veld. De minimale spanning waarbij de elektronen volledig worden afgeremd blijkt 1,5 V te zijn. 
Bereken met deze gegevens de constante van Planck.

λ = 200 nm = 200·10-9 m
Urem = 1,5 V
EkinEelek = qU = eU
Vraag 6 van WS
Efoton=Euittree+Ekin
hλfotonc=hλgrensc+eUrem
hλfotonchλgrensc=eUrem
hc(λfoton1λgrens1)=eUrem
h=c(λfoton1λgrens1)eUrem
h=2,99792108(20010912641091)1,60210191,5
h=6,61034 Js

Slide 27 - Tekstslide

Maken opgaven 1 t/m 7 van WS



Opgaven

Slide 28 - Tekstslide

Wereldbeeld
In het heelal draaien objecten vaak in cirkelbanen om elkaar heen. De formules die in dit hoofdstuk volgen kunnen goed gebruikt worden om objecten in het heelal beter te begrijpen. Een bekend voorbeeld is het bewegen van de aarde om de zon. De aarde maakt namelijk nagenoeg een cirkelvormige baan om de zon. 


Het werd niet altijd geloofd dat de aarde om de zon draait. Er werd geloofd dat de aarde zich in het centrum van het heelal bevond en dat alle hemellichamen om dit centrum heen draaide. Dit wordt het geocentrische wereldbeeld genoemd (zie afbeelding links). In de 16de eeuw vond Copernicus voor het eerst bewijs dat de aarde om de zon heen draait. Dit wordt het heliocentrische wereldbeeld genoemd (zie afbeelding onder). 

Slide 29 - Tekstslide

Opgaven
Opgave 1
Copernicus kwam als eerste met bewijs voor het heliocentrische model.
a. Wat is het heliocentrische model?
b. Welk bewijs vond hij? Gebruik in je antwoord in ieder geval het woord retrograde beweging.

Opgave 2
Galileo vond tevens een bewijs dat het geocentrische model verwierp. Welk bewijs vond hij en waarom verwierp dit het geocentrische model?

Opgave 3
Toen men nog geloofde dat de aarde niet om zijn eigen as draait, moest men aannemen dat de sterren elke 24 uur een rondje om de aarde maakten. Leg uit waarom men dit dacht.
Opgave 4
De maan draait in iets meer dan 27 dagen in een baan om de aarde.
a. Leg uit wanneer zons- en maansverduisteringen plaatsvinden tijdens deze beweging.
b. Leg uit waarom niet elke 27 dagen een zons- of maansverduistering plaatsvindt.
c. Leg uit of er in de middag een volle maan zichtbaar kan zijn.

Slide 30 - Tekstslide

Opgaven
Opgave 1
Copernicus kwam als eerste met bewijs voor het heliocentrische model.
a. Wat is het heliocentrische model?
b. Welk bewijs vond hij? Gebruik in je antwoord in ieder geval het woord retrograde beweging.

Opgave 2
Galileo vond tevens een bewijs dat het geocentrische model verwierp. Welk bewijs vond hij en waarom verwierp dit het geocentrische model?

Opgave 3
Toen men nog geloofde dat de aarde niet om zijn eigen as draait, moest men aannemen dat de sterren elke 24 uur een rondje om de aarde maakten. Leg uit waarom men dit dacht.
Opgave 4
De maan draait in iets meer dan 27 dagen in een baan om de aarde.
a. Leg uit wanneer zons- en maansverduisteringen plaatsvinden tijdens deze beweging.
b. Leg uit waarom niet elke 27 dagen een zons- of maansverduistering plaatsvindt.
c. Leg uit of er in de middag een volle maan zichtbaar kan zijn.

Slide 31 - Tekstslide