Verwijswoorden

Verwijswoorden






HUNNIE hebben het gedaan!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verwijswoorden






HUNNIE hebben het gedaan!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt verwijswoorden herkennen in de zin. 
Je kunt zelf het juiste verwijswoord invullen in de zin op basis van de regels.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden:

Dit lokaal is van meneer De Rooij. Hij is pauze aan het houden.
Marieke houdt van lezen. Haar boekenkast staat vol met boeken.
Daar loopt Joost. Ik krijg van hem nog vijf euro.
De taxichauffeur is erg zuinig op zijn auto.
Oma vertelt haar kleinkinderen graag over vroeger.
De verwijswoorden 'zijn' en 'haar' kunnen ook verwijzen naar andere zelfstandige naamwoorden. 'Zijn' verwijst naar mannelijke woorden en 'haar' naar vrouwelijke woorden.

Even herhalen:
Wat zijn de verwijswoorden in onderstaande zinnen?

Dit lokaal is van meneer De Rooij. Hij is pauze aan het houden.

Marieke houdt van boeken waarover in de media gepraat wordt. 

De leraar geeft het huiswerk terug aan hen. 

"Het leukste wat ik in de vakantie gedaan heb, is slapen" zei de puber. 
De hond van de buren is weggelopen. Die vind je nooit meer terug. 




Slide 3 - Tekstslide

Voorbeelden:

Dit lokaal is van meneer De Rooij. Hij is pauze aan het houden.
Marieke houdt van lezen. Haar boekenkast staat vol met boeken.
Daar loopt Joost. Ik krijg van hem nog vijf euro.
De taxichauffeur is erg zuinig op zijn auto.
Oma vertelt haar kleinkinderen graag over vroeger.
De verwijswoorden 'zijn' en 'haar' kunnen ook verwijzen naar andere zelfstandige naamwoorden. 'Zijn' verwijst naar mannelijke woorden en 'haar' naar vrouwelijke woorden.

Even herhalen:
Wat zijn de verwijswoorden in onderstaande zinnen? ANTWOORDEN

Dit lokaal is van meneer De Rooij. Hij is pauze aan het houden.

Marieke houdt van boeken waarover in de media gepraat wordt. 

De leraar geeft het huiswerk terug aan hen

"Het leukste wat ik in de vakantie gedaan heb, is slapen" zei de puber. 
De hond van de buren is weggelopen. Die vind je nooit meer terug. 




Slide 4 - Tekstslide

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
timer
0:45
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 5 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes.

 ________  vindt    ________ erg leuk 
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
wat

Slide 6 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden gebruik je om ergens naar te verwijzen?
De- woord enkelvoud
Het- woord enkelvoud
Een hele zin of een deel van een zin
Woorden in he meervoud
Een plaats
hij, deze, die
het, dit, dat
ze, zij, deze, die
het, dit, dat
hier, daar, er

Slide 7 - Sleepvraag

Vul het juiste verwijswoord in

''Ik heb een oude fiets, maar … rijdt nog goed.''
A
dat
B
dit
C
hem
D
die

Slide 8 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'boek'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 9 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'kind'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 10 - Quizvraag

Amsterdam heeft ......... toeristen gevraagd uit te kijken voor zakkenrollers.
A
zijn
B
haar
C
hun

Slide 11 - Quizvraag

De leraar ........ veel geroddeld werd, heeft ontslag genomen
A
waarover
B
over wie
C
met wie
D
waarmee

Slide 12 - Quizvraag

De vliegtuigpassagiers willen hun oren open houden dus worden dropjes gegeven aan ......
A
hun
B
hen
C
ze
D
alle drie de antwoorden zijn juist

Slide 13 - Quizvraag

Dat dure huis in het dorp is eindelijk verkocht. ........... is verkocht voor maar liefst 1 miljoen euro.
A
hij
B
ze
C
het
D
zij

Slide 14 - Quizvraag


''Je moet even doorfietsen naar de volgende pinautomaat, want ... hier doet het niet.''
A
het
B
dit
C
dat
D
deze

Slide 15 - Quizvraag

Je kunt nu:
De goede verwijswoorden gebruiken

Slide 16 - Tekstslide