Chapitre 3 aanwijzend voornaamwoord deel 2

Planning du jour
Français en classe (aanwijzend vnw)
Focusleren + Startopdracht
Au travail
Het grammaticamaatje
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Planning du jour
Français en classe (aanwijzend vnw)
Focusleren + Startopdracht
Au travail
Het grammaticamaatje

Slide 1 - Tekstslide

Focusleren
Chapitre 3
vocabulaire A + B
phrases C
grammaire D (aanwijzend voornaamwoord)
onregelmatige werkwoorden pouvoir + vouloir    présent
getallen 0 t/m 1000

herhalingsstof:
regelmatige werkwoorden -er                           présent + passé composé
onregelmatige werkwoorden avoir, être, faire     présent + passé composé



timer
3:00
voca A
voca B

Slide 2 - Tekstslide

Français en classe
timer
5:00
Ce t-shirt
    
Cet hôtel
    
Cette robe
    
Ces baskets
    

Slide 3 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Welk woord is géén aanwijzend voornaamwoord?
A
die
B
deze
C
zijn
D
dat

Slide 5 - Quizvraag

Nederlands
dichtbij:
DEZE, DIT

ver weg:
DIE, DAT

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel vormen van het aanwijzend vnw zijn er in het Frans?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

deze = ce
dit = cette
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Frans:
4 vormen:

ce
cet
cette
ces

Slide 9 - Tekstslide

ENKELVOUD
MEERVOUD
ces
cette
Ce
cet

Slide 10 - Sleepvraag

welke vorm is NIET enkelvoud?
A
ces
B
cet
C
cette
D
ce

Slide 11 - Quizvraag

enkelvoud - vrouwelijk
cette
cette fille
cette école
cette heure

Slide 12 - Tekstslide

enkelvoud - mannelijk
2 vormen: 
ce & cet

Slide 13 - Tekstslide

Het is: "ce garçon",
maar "cet homme"
waarom?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Welke vorm gebruik je hier?
...... jean
A
ce
B
cet

Slide 16 - Quizvraag

En hier:
.... ami
.... amie
A
cette- cet
B
ce - cet
C
cet - cet
D
cet - cette

Slide 17 - Quizvraag

En hier?
..... exercice
A
ce
B
cet

Slide 18 - Quizvraag

En hier:
....homme
A
ce
B
cet

Slide 19 - Quizvraag

deze week
... semaine
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 20 - Quizvraag

dit hotel
.....hôtel
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 21 - Quizvraag

Welke vorm gebruiken we voor meervoud?
A
ces
B
cettes
C
cets
D
ces & cettes

Slide 22 - Quizvraag

.... hôtel
.... hôtels
A
ce - ces
B
cet - ces
C
cet - cets
D
ce - cets

Slide 23 - Quizvraag

deze trui = ce pull
deze truien = ... pulls
A
ce
B
cets
C
cettes
D
ces

Slide 24 - Quizvraag

dit meisje = cette fille
deze meisjes = ..... filles
A
ces
B
cettes

Slide 25 - Quizvraag

deze familie =
.... famille
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 26 - Quizvraag

overzicht
deze, die, dit, dat = 
enkelvoud mannelijk         ce 
                                                     cet     (voor een klinker of stomme h)

enkelvoud vrouwelijk        cette  (altijd!)

meervoud (m+v)                  ces (altijd!)


Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide