Zinnen maken les 1

• NT2
• ISK

WELKOM

Wat gaan we doen vandaag? 

Zinnen maken - Les 1

Elke zin bestaat uit 5 stukjes:

Wat - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer

Volgorde

Wat - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

Volgorde

Wat - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

Volgorde

Wat - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde

Een voorbeeld

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	(2)	(3)	(4)	(5)

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	(3)	(4)	(5)

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	(4)	(5)

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	(5)

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	in de winkel.

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	in de winkel.

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
's Middags	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	in de winkel.

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
's Middags	koopt	(3)	(4)	(5)

Volgorde

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	in de winkel.

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
's Middags	koopt	hij	(4)	(5)

Volgorde

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	in de winkel.

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
's Middags	koopt	hij	een broodje	(5)

Volgorde

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	in de winkel.

Wanneer	Werkwoord	Wie	Wat	Waar
's Middags	koopt	hij	een broodje	in de winkel.

Volgorde

koopt - een broodje - 's middags - hij - in de winkel

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Hij	koopt	's middags	een broodje	in de winkel.

Volgorde - Oefenzin 1

gaat - met de bus - in de ochtend - zij - naar school

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde - Oefenzin 1

gaat - met de bus - in de ochtend - zij - naar school

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Zij	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde - Oefenzin 1

gaat - met de bus - in de ochtend - zij - naar school

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Zij	gaat	(3)	(4)	(5)

Volgorde - Oefenzin 1

gaat - met de bus - in de ochtend - zij - naar school

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Zij	gaat	in de ochtend	(4)	(5)

Volgorde - Oefenzin 1

gaat - met de bus - in de ochtend - zij - naar school

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Zij	gaat	in de ochtend	met de bus	(5)

Volgorde - Oefenzin 1

gaat - met de bus - in de ochtend - zij - naar school

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Zij	gaat	in de ochtend	met de bus	naar school

Volgorde - Oefenzin 2

morgen - Omar - op school - een toets - maakt

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
(1)	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde - Oefenzin 2

morgen - Omar - op school - een toets - maakt

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Omar	(2)	(3)	(4)	(5)

Volgorde - Oefenzin 2

morgen - Omar - op school - een toets - maakt

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Omar	maakt	(3)	(4)	(5)

Volgorde - Oefenzin 2

morgen - Omar - op school - een toets - maakt

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Omar	maakt	morgen	(4)	(5)

Volgorde - Oefenzin 2

morgen - Omar - op school - een toets - maakt

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Omar	maakt	morgen	een toets	(5)

Volgorde - Oefenzin 2

morgen - Omar - op school - een toets - maakt

Wie	Werkwoord	Wanneer	Wat	Waar
Omar	maakt	morgen	een toets	op school

En nu zelf...

Werkboekje

Maak bladzijde 51, 53, 55 & 57

Bladzijde 51 moet deze les klaar zijn!

Begrijp je het niet?

Vraag je buurman of buurvrouw. Weet hij/zij het ook niet, 

steek dan je vinger op. Dan kom ik je helpen.

Begrijp ik het?

Check-vragen

1. 

2.

3.

heeft

in de Zeilstraat

al vijf jaar

Ahmet's vader

een winkel

zet

de vuilniszak

elke dinsdag

de buurman

buiten op de stoep

morgen

brengt

naar het station

hij

zijn vriend

Check-vragen

1. 

2.

3.