Le verbe avoir

La grammaire
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

La grammaire

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de Nederlandse vertaling van "avoir"?

Slide 2 - Open vraag

Conjuguez le verbe "avoir"au présent

Slide 3 - Open vraag

Wat is de vertaling van ''être''?

Slide 4 - Open vraag

Conjuguez le verbe "être"au présent

Slide 5 - Open vraag

elle...un chat.
A
ai
B
a

Slide 6 - Quizvraag

j'....un stylo.
A
as
B
ai

Slide 7 - Quizvraag

tu...un ballon.
A
as
B
avez
C
ont
D
a

Slide 8 - Quizvraag

ils...un rendez-vous.
A
avons
B
ont
C
a
D
as

Slide 9 - Quizvraag

vous...une grande maison.
A
ai
B
a
C
avons
D
avez

Slide 10 - Quizvraag

nous...un ordinateur.
A
avez
B
a
C
avons
D
ont

Slide 11 - Quizvraag

Nous .....heureux.
A
êtes
B
sont
C
sommes
D
es

Slide 12 - Quizvraag

La fille ....gentille.
A
suis
B
ai
C
a
D
est

Slide 13 - Quizvraag

Conjuguez le verbe "porter" au présent

Slide 14 - Open vraag

Ecrivez 3 phrases en utilisant: 1- avoir
2- être
3- porter

Slide 15 - Open vraag

Hoe vond je de les?

Slide 16 - Open vraag