- weet je welke Duitse persoonlijke voornaamwoorden er zijn
- weet je wat zwakke werkwoorden zijn
- weet je een aantal Duitse zwakke werkwoorden
- weet je hoe je deze moet vervoegen
- kun je een zin formuleren waarin je het zwakke werkwoord op de juiste manier invult.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Ziel:
Aan het eind van deze les:
- weet je welke Duitse persoonlijke voornaamwoorden er zijn
- weet je wat zwakke werkwoorden zijn
- weet je een aantal Duitse zwakke werkwoorden
- weet je hoe je deze moet vervoegen
- kun je een zin formuleren waarin je het zwakke werkwoord op de juiste manier invult.
Slide 1 - Tekstslide
Nut:
De techniek achter de werkwoorden is heel belangrijk. Deze maakt dat je zinnen kunt formuleren. Zonder werkwoord is er namelijk geen zin, waardoor je eigenlijk geen enkele taal kunt gebruiken in de praktijk.
In dit jaar leer je een aantal van de meest voorkomende werkwoordtechnieken die je verstaanbaarheid ondersteunen.
Slide 2 - Tekstslide
Weten jullie al iets over de Duitse werkwoorden?
Slide 3 - Open vraag
Instructie zwakke werkwoorden
Wat zijn dat, zwakke werkwoorden?
Werkwoorden geven een handeling weer, iets dat een persoon uitvoert.
Zwakke werkwoorden houden in de verleden tijd dezelfde klinker. Daaraan kun je ze herkennen.
Bijvoorbeeld 'maken'.
Vandaag maak ik pannenkoeken
Gisteren maakte ik spaghetti
Slide 4 - Tekstslide
Voordat we verdergaan...
Moet je eerst weten dat bepaalde personen die handelingen kunnen uitvoeren.
In de volgende slide zie je de Nederlandse personen en de Duitse vertaling daarvan:
Slide 5 - Tekstslide
ik
ich
jij
du
hij
er
zij Vr.
sie
het/
dat
es/
das
wij
wir
jullie
ihr
zij Mv.
sie
u
Sie
Slide 6 - Tekstslide
Namen als Peter en Maria verwijzen naar er (hij) en sie (zij Vr.).
Woorden als der Computer en der Kugelschreiber verwijzen naar er (hij).
Woorden als die Schule en die Maus verwijzen naar sie (zij Vr.).
Slide 7 - Tekstslide
Hoe vervoeg je een zwak werkwoord?
Stap 1: -en van het hele werkwoord afhalen
Stap 2: kijken welke persoon de handeling moet uitvoeren
Stap 3: het volgende schema toepassen:
Slide 8 - Tekstslide
ich
mach-E
du
mach-ST
er
mach-T
sie
mach-T
es/
das
mach-T
wir
mach-EN
ihr
mach-
T
sie/ Sie
mach-
EN
Slide 9 - Tekstslide
Zijn er overeenkomsten met de werkwoordsuitgangen in het Nederlands te vinden? Zo ja, welke personen me hun vervoeging lijken op de Nederlandse variant?
Slide 10 - Open vraag
Voorbeeld:
Ik wil de volgende zin maken:
Peter koopt een broodje bij de Jumbo
Kopen betekent 'kaufen'.
Stap 1: -en eraf= kauf
Stap 2: persoon is Peter = hij= er
Stap 3: in schema kijken...
Er kaufT ein Brötchen beim Jumbo
Slide 11 - Tekstslide
Nog eentje...
Ik wil de volgende zin maken:
Stuurt u mij een e-mail?
Sturen betekent 'schicken'.
Stap 1: -en eraf= schick
Stap 2: persoon is u = Sie
Stap 3: in schema kijken...
SchickEN Sie mir eine E-Mail?
Slide 12 - Tekstslide
Opdracht
Jullie zien zodadelijk een sleepoefening waarin jullie de gele werkwoordsvervoegingen moeten koppelen aan de juiste persoon (rood).
Het doel is dat jullie de vervoegingen goed leren kennen en deze steeds automatischer koppelen aan de juiste persoon die erbij hoort.
Slide 13 - Tekstslide
Ich
Du
Er/sie/es/
man
Wir/ sie mv/
Sie
heiße
denke
repariere
machst
wohnst
gehst
trinkt
installiert
kauft
spielen
kommen
studieren
schreibe
Schlafen
lernt
Slide 14 - Sleepvraag
Nu wat vrijer...
Jullie krijgen nu een aantal zinnen te zien waarin jullie het werkwoord moeten vervoegen. Vertaal de zin in je hoofd, kijk naar de persoon in de zin en bedenk je welke vervoeging daarbij hoort.
Slide 15 - Tekstslide
Du ...(machen) eine Ausbildung.
Slide 16 - Open vraag
Wir ... (kommen) aus den Niederlanden.
Slide 17 - Open vraag
Ich ... (lernen), wie ich Computer aus einander bauen muss.
Slide 18 - Open vraag
...(gehen) Robin auch mit dem Bus zur Berufsschule?
Slide 19 - Open vraag
Kim ... (schreiben) mit einem Kugelschreiber.
Slide 20 - Open vraag
Nu alleen verder...
In de volgende slide staat een online opdracht waarmee je deze werkwoordtechniek kunt oefenen.
Hoe pak je dat aan:
- open de link
- lees de zin en vertaal deze in je hoofd
- bedenk je welke vervoeging het werkwoord krijgt
- kijk in het schema
- vul het juiste antwoord in en klik op submit
Slide 21 - Tekstslide
https:
Slide 22 - Link
Samenvattend...
Slide 23 - Tekstslide
Noem 'ns een voorbeeld van een Duits zwak werkwoord.
Slide 24 - Open vraag
Welke 3 stappen onderneem je om tot een juiste vervoeging te komen?