A4 formuleren 6

LESDOEL
FORMULEERFOUTEN LEREN HERKENNEN EN VERMIJDEN
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

LESDOEL
FORMULEERFOUTEN LEREN HERKENNEN EN VERMIJDEN

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen we vandaag?
  • herhalen foutieve samentrekking
  • Kahoot: samentrekkingen
  • uitleg foutief beknopte bijzin
  • afmaken blz. 221 opdr. 13 en 14
  • Huiswerk: blz.224 opdr. 15

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld 1 (betekenis)
Verschil in betekenis
  • Maria gaf haar vader een cadeautje, maar niks om hem.
  • 'Geven' heeft hier twee verschillende betekenissen
  • Dus: 'Maria gaf haar vader een cadeautje, maar gaf niks om hem.'

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld 2 (vorm)
Verschil in vorm 
  • Op het industrieterrein zijn nieuwe gebouwen neergezet, maar een oude fabriek blijven staan.
  • Persoonsvorm in het eerste gedeelte is 'zijn', maar in tweede gedeelte ís
  • Dus: Op het industrieterrein zijn nieuwe gebouwen neergezet, maar een oude fabriek is blijven staan.


Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld 3 (gram. functie)
Verschil in grammaticale functie
  • Ik wil graag naar Spanje op vakantie en in Griekenland wonen.
  • 'Wil' is in eerste gedeelte een zww, in het tweede gedeelte een hww
  • Dus: 'Ik wil graag naar Spanje op vakantie en  (ik) wil (graag)in Griekenland wonen.'

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Voorbeeld 1 (te + hele ww)
Na koffie te hebben gedronken reed de bus verder.
  • Onderwerp tweede gedeelte: 'de bus'
  • Dus onderwerp eerste gedeelte ook 'de bus'
  • Eigenlijk zeg je: 'Nadat de bus koffie had gedronken reed hij verder.'
Verbetering:
  • 'Nadat wij koffie hadden gedronken reed de bus verder.'

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld 2 (onvolt. deelw)
Lopend langs het strand ging de zon onder
  • Onderwerp tweede gedeelte: de zon
  • Dus onderwerp eerste gedeelte ook de zon
  • Eigenlijk zeg je: 'Terwijl de zon langs het strand liep, ging hij onder.'
Verbetering: 
  • 'Terwijl ik langs het strand liep, ging de zon onder.'

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld 3 (volt. deelw)
Bij het hotel aangekomen, bleken alle kamers bezet.
  • Onderwerp tweede gedeelte: 'alle kamers'
  • Dus onderwerp eerste gedeelte ook 'alle kamers'
  • Eigenlijk zeg je: 'Toen alle kamers bij het hotel aankwamen, bleken zij bezet.'
Verbetering:
  • 'Toen wij bij het hotel aankwamen, bleken alle kamers bezet.'

Slide 9 - Tekstslide


Slide 10 - Tekstslide