4.3 Het Parlement

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

In welke politieke stroming zijn economische en persoonlijke vrijheid het belangrijkst?
A
De christen-democratie.
B
De sociaal-democratie
C
Het liberalisme.
D
Alle stromingen.

Slide 3 - Quizvraag

Het liberalisme vindt het vooral belangrijk dat:
A
het verschil tussen arm en rijk kleiner wordt.
B
burgers voldoende vrijheid moeten krijgen.
C
geld, macht en kennis eerlijk worden verdeeld.
D
in de samenleving naastenliefde een belangrijke waarde is.

Slide 4 - Quizvraag

Bij welke stroming past deze uitspraak?

“Welvaart moet beter verdeeld worden.”

A
Het liberalisme
B
De sociaal-democratie.
C
De christen-democratie.
D
Alle stromingen

Slide 5 - Quizvraag

Welke politieke partij is een liberale partij?
A
CDA
B
PvdA
C
GroenLinks
D
VVD

Slide 6 - Quizvraag

Welke politieke partij is een sociaaldemocratische partij?
A
CDA
B
PvdA
C
PVV
D
VVD

Slide 7 - Quizvraag

Welke politieke partij is een christen-democratische partij?
A
CDA
B
PvdA
C
D66
D
VVD

Slide 8 - Quizvraag

De welvaart moet beter verdeeld worden

Slide 9 - Open vraag

Mensen zijn zelf in staat om hun doelen te bereiken.

Slide 10 - Open vraag

Vrijwilligerswerk speelt een belangrijke rol in onze maatschappij

Slide 11 - Open vraag

De overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de markt.

Slide 12 - Open vraag

Maatschappijleer

Slide 13 - Tekstslide

Agenda
Startopdracht
Uitleg 4.3
Zelfstandig werken

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen
• Je kunt uitleggen wat het parlement is en het verschil
beschrijven tussen de Eerste en de Tweede Kamer.
• Je kunt uitleggen welke hoofdtaken het parlement heeft en
welke rechten het hiervoor heeft.
• Je kunt de begrippen zetel en motie uitleggen.

Slide 15 - Tekstslide

4.3 Het Parlement

Slide 16 - Tekstslide

Eerste en Tweede Kamer

Slide 17 - Tekstslide

Eerste en Tweede Kamer
  •  Wat er in Nederland moet gebeuren wordt bepaald door het parlement 

  • Het parlement bestaat uit: De Eerste Kamer en de Tweede Kamer

  • In de Eerste Kamer en de Tweede kamer zitten volksvertegen-woordigers die door ons zijn gekozen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Eerste en Tweede Kamer
  •  De Tweede Kamer heeft 150 leden die rechtstreeks gekozen zijn

  • De Eerste Kamer heeft 75 leden die indirect gekozen zijn via verkiezingen voor de provincie.  

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Parlement
  • Volksvertegenwoordigers besluiten welke wetten worden aangenomen

  • Om een wet aan te nemen heb je een meerderheid nodig. 

  • Het aantal stemmen dat een partij krijgt bij verkiezingen bepaalt hoeveel zetels de partij krijgt.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Tekstslide

Zetel
  • Een zetel is een plek in het parlement. 

  • Het parlement voert de wetten niet uit. Dat is de taak van de ministers in de regering.

Slide 25 - Tekstslide

Wat doet het parlement?

Slide 26 - Tekstslide

Hoofdtaken parlement
  • Het parlement heeft twee hoofdtaken:

  • 1. De wetgevende taak
  • 2. De controlerende taak

Slide 27 - Tekstslide

Wetgevende taak

Slide 28 - Tekstslide

Rechten tweede kamerleden:
  • Stemrecht: het recht om voorstellen goed te keuren of af te keuren. 

  • Recht van amendement: ze kunnen veranderingen aanbrengen in een wetsvoorstel. 

  • Recht van initiatief: ze mogen zelf wetsvoorstellen maken en die aan de Kamer voorleggen.  

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Controlerende taak

Slide 31 - Tekstslide

Controlerende taak
  • De Tweede taak van het parlement is het controleren hoe de ministers hun werk doen. 

  • Als de Kamerleden het gevoel hebben dat er iets fout gaat, dan moeten ministers naar de Kamer komen.

  • De ministers moeten zich dan verantwoorden. 

Slide 32 - Tekstslide

Rechten
  • Vragenrecht
  • Motierecht
  • Recht van interpellatie
  • Enquêterecht

Slide 33 - Tekstslide

Vragenrecht
  • Vragenrecht: Ze mogen mondeling of per brief vragen stellen aan ministers. 

  • Vaak gaat het over iets wat op het nieuws is, bijvoorbeeld een ontsnapte gevangene die een moord heeft gepleegd.

  • De minister moet elke vraag beantwoorden. 

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Motierecht
  • Motierecht: een motie is een uitspraak waarin de Kamer zijn mening over iets geeft of een minister vraagt iets te doen

  • Wanneer de meerderheid voor de motie stemt, wordt deze aangenomen. 

  • Bij een motie van wantrouwen vraagt een kamerlid een minister af te reden nadat deze geloven heeft of grote fouten heeft gemaakt

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Recht van interpellatie:
  • Kamerleden mogen een minister 'ter verantwoording' roepen. Dat betekent dat de minister voor een debat naar de Tweede kamer moet komen om uitleg te geven over het beleid

Slide 38 - Tekstslide

Enquêterecht
  • Kamerleden mogen een grote onderzoek laten uitvoeren  als ze denken dat de regering een grote fout heeft gemaakt in een bepaalde kwestie. 

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Opdrachten
Maak opdracht 1 t/m 15 op bladzijde 86, 87, 88. 
Alles wat niet af is, is huiswerk

Slide 41 - Tekstslide