In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
3.1 - Armoede in de 19e eeuw
Slide 1 - Tekstslide
Leervragen
Welke groepen mensen kwamen in de 19e eeuw in de problemen?
Hoe reageerde de politiek op de toename van het aantal armen?
Wat veranderde er in de armenzorg rond 1900?
Slide 2 - Tekstslide
Woon en werkomstandigheden Industriële Revolutie
Slide 3 - Woordweb
Mensen in de problemen
Voor 1870 --> Merendeel werkt en woont op het platteland
Na 1870 --> Merendeel woont in de stad + werkt in fabrieken
Slide 4 - Tekstslide
Leefomstandigheden
Wonen in donkere, vochtige huizen zonder elektriciteit
Wonen in 1 kamer, soms met meerdere gezinnen in 1 huis
Hygiëne was heel slecht. Geen riolering en schoon water.
Eenzijdig eten, vaak aardappelen en brood.
Slide 5 - Tekstslide
Wat deed de regering hieraan?
1854 --> Armenwet = hulp wanneer een arm iemand geen hulp kan krijgen van zijn of haar familie of van de kerk
Later ook ´sociale wetten´ = wetten die gevolgen van armoede, ziekte, ouderdom en werkeloosheid bestrijden
Slide 6 - Tekstslide
Als je rond 1850 in armoede moest leven, was je in eerste aangewezen op [.........1.........] .
Kon je daar niet terecht, dan was je aangewezen op [.........2.........] .
De overheid bemoeide zich verder niet met de [.........3.........] .
Dat veranderde in 1854. Toen nam de [.........4.........] overheid een wet aan: de [.........5.........] .
Hierin stond dat de [.........6.........] overheid moest zorgen voor de allerarmsten. Die zat hier helemaal niet op te wachten, want er kwam geen geld hiervoor uit [.........7.........] .
Sleep de woorden naar
de juiste plaats
landelijke
familie
gemeentelijke
Armenwet
armenzorg
Den Haag
liefdadigheid
Slide 7 - Sleepvraag
Veranderingen
1874: Kinderwetje van Van Houten: bepaalde dat niemand onder de 12 mocht werken.
1901: Leerplicht: Kinderen van 6 tot 12 verplicht naar school
1901: Ongevallenwet: Kreeg een kleine uitkering wanneer er een ongeval was op de werkvloer.
1901: Woningwet: Woning moest aan bepaalde eisen voldoen.
Slide 8 - Tekstslide
Socialisten
Confessionelen
Liberalen
Overheidsbemoeienis
Arbeiders
Vooruitstrevend (progressief)
! Gelijkheid !
Geen overheidsbemoeienis
Arbeiders EN fabrikanten
Alles bij het oude (conservatief)
! Geloof !
Geen overheidsbemoeienis
Fabrikanten
Alles bij het oude (conservatief)
! Vrijheid !
Links
Midden/rechts
Rechts
Slide 9 - Tekstslide
Welke politieke stroming staat voor vrijheid?
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Feminisme
D
Confessionalisme
Slide 10 - Quizvraag
Welke politieke stroming staat voor gelijkheid?
A
Confessionalisme
B
Feminisme
C
Liberalisme
D
Socialisme
Slide 11 - Quizvraag
Welke wet zorgde ervoor dat kinderen onder 12 jaar niet meer mochten werken?
A
Leerplichtwet
B
Woningwet
C
Kinderwetje van Van Houten
D
Arbeiderswet
Slide 12 - Quizvraag
Welke groepen mensen kwamen in de problemen in de 19e eeuw?
A
Rijke boeren
B
Arbeiders
C
Fabriekseigenaren
Slide 13 - Quizvraag
Hoe reageerde de politiek op de toename van het aantal armen?