§3.8 Regionale identiteit in Friesland

§3.8 Regionale identiteit in Friesland
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

§3.8 Regionale identiteit in Friesland

Slide 1 - Tekstslide

'Nederlanders lopen op klompen en wonen in molens.'
Dit is een voorbeeld van een ....
A
soevereiniteit.
B
analyse.
C
nationale identiteit.
D
stereotype.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van een beeldbron?
A
Een YouTube-filmpje.
B
Een tekst in het aardrijkskundeboek.
C
Een kaart in de atlas.
D
Een fotoreportage in de krant.

Slide 3 - Quizvraag

Uitleg (1)
Friesland is een gebied met duidelijk een eigen regionale identiteit. Die wordt mede bepaald door het vele water. Daarnaast is de taal ook een grote bepalende factor voor die identiteit. Zo'n 70% van de inwoners spreekt Fries. En ongeveer de helft heeft Fries als moedertaal. Dat wil zeggen dat zij eerder Fries dan Nederlands hebben geleerd.
Door de taal voelen Friezen zich met elkaar verbonden. Die zie je goed als Friezen elkaar buiten Friesland ontmoeten. Dan spreken ze meestal Fries met elkaar. De meeste Friezen voelen zich eerst Fries en dan pas Nederlander.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg (2)
Natuurlijk bestaan er over Friesland en de Friezen vooroordelen en stereotypen. Alle Friezen zijn boer en in Friesland zijn geen bossen. Maar ook over andere gebieden zijn er vooroordelen en stereotypen. Zo eten Limburgers elke dag vlaai en is heel Limburg heuvelachtig.
Ook die kloppen niet, maar er zijn natuurlijk wel verschillen. Zo heeft Limburg inderdaad meer en hogere heuvels. En heeft Friesland minder bossen en meer water.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Antwoord vragen 1, 2 en 3
1:   Op de foto zie je de Friese vlag. Door de vele traditionele
      boten (skûtsjes) denk je dat de foto op de Friese meren is
      gemaakt.
2a: B
2b: C
3:   Limburg heeft meer heuvels. Friesland is vlak.

Slide 7 - Tekstslide

Antwoord vraag 4
4a: B en F
4b: Er wordt veel gezeild en er worden andere watersporten gedaan in
      Friesland. Ook schaatsen is populair in Friesland. Er worden veel 
      schaats- en zeilwedstrijden gehouden. In Friesland is veel grasland.          Dat past bij het beeld dat alle Friezen op een boerderij werken.
4c: Veel Friezen zijn gek op schaatsen. Er zijn veel goede Friese                    schaatsers die meedoen aan wedstrijden. Schaatsen is onderdeel 
      van de Friese identiteit.

Slide 8 - Tekstslide

Antwoord vraag 5
5a: Voorbeelden van goede antwoorden: zachte g, het Drielandenpunt,
      heuvels, wielrennen, Maastricht, rivier/water, vlaaien, platteland, 
      carnaval, gezellig.
5b: Voorbeelden van goede antwoorden:
      Wel: water, platteland, gezellig
      Niet: zachte g, het Drielandenpunt, heuvels, Maastricht, vlaaien,                carnaval
5c: Dat heeft te maken met het natuurlijke landschap en met de regionale
      identiteit.

Slide 9 - Tekstslide

Antwoord vraag 6
6a: Friesland ligt grotendeels onder NAP, Limburg ligt voor Nederlandse
      begrippen juist hoog (heuvels).
6b: Friesland heeft veel water. Daarbij passen het zeilen en schaatsen, 
      wat een deel uitmaakt van de Friese cultuur. Limburg heeft meer              heuvels en ligt hoger. Wandelen en wielrennen zijn er erg populair. 
      Dat wordt veel gedaan in een heuvelachtig landschap.

Slide 10 - Tekstslide

Antwoord vraag 7
7a: In Friesland is meer grasland. Daar wordt vee gehouden.
      In Limburg is er een combinatie van grasland en akkers / 
      kale grond. Daar wordt minder vee gehouden. Er zullen 
      dus minder koeien zijn in Limburg.
7b: In Limburg komen meer toeristen, zijn meer toeristische 
      overnachtingen en zijn meer attracties die toeristen 
      aantrekken.

Slide 11 - Tekstslide

Antwoord vraag 8
8a: Het meest opvallend zijn het hoogteverschil en het water. Ook is het verschil in bevolkingsdichtheid groot.
8b: De Randstad heeft meer te bieden op het gebied van werkgelegenheid. Dat trekt mensen aan. Daar is dus instroom van mensen. In Friesland en Limburg is er juist sprake van krimp. De beroepsbevolking trekt weg, omdat er weinig werkgelegenheid is.

Slide 12 - Tekstslide

Antwoord vraag 9
9a: Voorbeeld van een goed antwoord: 
      Ik dacht dat de provincies veel van elkaar zouden verschillen. Dat 
      klopt ook.
9b: De Friese taal is een groot deel van de Friese identiteit. Bijna
      iedereen spreekt min of meer dezelfde taal. In Limburg zijn er 
      verschillende dialecten. Daar zal de onderlinge verbondenheid minder
      groot zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Voor de volgende keer lees en maak je §3.9 'Taalstrijd in België'
Upload de uitwerkingen naar Opdrachten.

Slide 14 - Tekstslide