5. Leccion 3 A2 - OD - OI IMPERATIVO U2 R&S - U6 ¡Pasa, pasa! opdr. 4 t/m 6
PROGRAMA
Repaso OD-OI
Reglas y sistemas U2
Imperativo afirmativo
Imperativo negativo
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 1
In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
PROGRAMA
Repaso OD-OI
Reglas y sistemas U2
Imperativo afirmativo
Imperativo negativo
Slide 1 - Tekstslide
Objeto Directo - OD (LV) en Objeto Indirecto OI (MV)
Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden OD en OI?
Woorden die een onderdeel van de zin kunnen vervangen zodat die niet herhaald hoeven te worden.
Isabel come gambas.
Isabel come gambas con cuchillo y tenedor
Isabel las come con cuchillo y tenedor.
Wat eet Isabel? -> (las) gambas -> OD (LV) = las
Lucas preguntó a los niños Lucas vroeg aan de kinderen
Lucas les preguntó
Aan wie heeft Lucas gevraagd? -> los niños -> OI (MV) = les
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Ya conocemos el pronombre personal de CG 1
Slide 4 - Tekstslide
Objeto Directo - OD (LV) en Objeto Indirecto OI (MV)
Wat gebeurt er als we in één zin een OD en een OI hebben?
¿Te han dado ya los resultados del análisis? Heb je de testresultaten al ontvangen?
Wat hebben al gegeven? Los resultados del análisis- OD (LV) =LOS
Aan wie hebben ze al gegeven - tú? - OI (MV)= TE
¿Telos han dado? Hebben ze die aan jou gegeven?
3de persoon
(Yo) voy a enviar un WhatsApp a mi jefe - (Ik) ga een WhatsApp sturen naar mijn baas.
Wat ga ik sturen? - un WhatsApp - OD (LV) = LO
Aan wie ga ik een WhatsApp sturen? a mi jefe - OI (MV) = LE
(Yo) le lo voy a enviar = Ik ga het hem sturen
Maar... lelo = stommeling, dus -> wanneer er een OD en een OI in dezelfde zin staan in de 3e persoon, vervangen we de OI door "se".SE LO VOY A ENVIAR!
Slide 5 - Tekstslide
De plaats van de OD en OI - pg. 114 TB
LV en MV staan in het algemeen VÓÓR het vervoegde werkwoord.
¿Ves a mi madre? No, no la veo
¿Te ha dado el dinero? No, no me lo ha dado
Als ik een LV en een MV in dezelfde zin heb, staat het MV altijd het eerste .
¿Le has dado tu teléfono a Luis?
¿Se lo has dado?
Bij werkwoord + infinitief of gerundio kunnen ze vóór het vervoegde werkwoord staan, of áchter de Infinitief of gerundio (en eraan vast)
Lo voy a decir - voy a decirlo
¿Le has dado la comida al niño? No, estoy dándosela ahora / No, se la estoy dando
Bij de bevestigende gebiedende wijs staan de LV en MV DIRECT ACHTER de gebiedende wijs
Si te gusta el vestido ¡Cómpralo!
Slide 6 - Tekstslide
¡Qué vestido tan bonito! ¿Dónde ........... has comprado?
Completa la frase con la forma correcta del pronombre personal
A
Le
B
el
C
os
D
lo
Slide 7 - Quizvraag
¡Qué zapatos tan bonitos tienes! ¿Puedes prestárme ...........?
A
les
B
nos
C
los
D
os
Slide 8 - Quizvraag
¿Sabes qué tipo de collares ......... gusta a Elena?
A
la
B
le
C
lo
D
les
Slide 9 - Quizvraag
¿A vosotros no ......... parece un regalo demasiado caro?
A
les
B
la
C
os
D
nos
Slide 10 - Quizvraag
- ¿Has visto la nueva colección de Zara?
- No, no .......... he visto
A
les
B
la
C
os
D
las
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Verdubbeling van OD en OI
Als het OD (LV) of het OI (MW) voorafgaat aan de PV, dient dit et worden herhaald door het persoonlijk voormaanwoord. Vaak staat na dit OD of OI een komma
A la abuela, no la entiendo - Oma versta ik niet
Estas palabras , no las conozco - Die woorden ken ik niet
A mi vecino no le pregunto esto - Aan mijn buurman vraag ik dit niet.
Slide 13 - Tekstslide
U 2 TB ej. 7, 8, 11
Slide 14 - Tekstslide
Reglas y Sistemas U2 p.25 - maandag
Slide 15 - Tekstslide
Escucha el poema
Na het beluisteren van het gedicht, welke woorden herinner je je?
Slide 16 - Tekstslide
2e persoon meervoud
2e persoon meervoud van wederkerend werkwoorden verliest de -d
Callarse (zwijgen)
Callad+os -> callaos (zwijg / houd jullie mond)
Slide 17 - Tekstslide
¿Qué palabras recuerdas?
Slide 18 - Woordweb
U6 TB pg. 55 Ej. 4, 5, 6
Luister nu en lees daarna het gedicht. Probeer tenminste 2 regels te onthouden. Sluit het boek en schrijf ze op
Slide 19 - Tekstslide
¿Puedes escribir las líneas?
Slide 20 - Woordweb
El imperativo
afirmativo pg. 122 TB
Slide 21 - Tekstslide
¡Habla! - Tú
¡Hable! - Usted
¡Hablad! - Vosotros
¡Hablen! - Ustedes
¡Bebe! - Tú
¡Beba! - Usted
¡Bebed!/ ¡Abridid!Vosotros
¡Beban! - Ustedes
1. De vorm
- AR
-ER -IR
¡No hables! - Tú
¡No hable! - Usted
¡No habléis! - Vosotros
¡No hablen! - Usted
¡No bebas! - Tú
¡No beba! - Usted
¡No bebáis! - Vosotros
¡No beban! - Ustedes
Bevestigend
Ontkennend
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Slide 24 - Video
Slide 25 - Tekstslide
Welke veiligheidsinstructies weet je nog?
Slide 26 - Woordweb
timer
5:00
Slide 27 - Tekstslide
levantáte tú
levantese usted
levantaos vosotros levantados -> levantaos
levantesen ustedes
Slide 28 - Tekstslide
El imperativo para pedir permiso
(het geven van toestemming)
De imperativo wordt ook gebruikt om toestemming te geven en wordt dan vaak herhaald
¿Puedo pasar?
- ¡Pasa, pasa!
- ¡Entra, entra!
- ¿Te importa si apago la música ?
Claro que no. Apágala, apágala
No, ¡qué va! Apágala
TB pg. 55 ej. 6
Slide 29 - Tekstslide
dfdafasfasf
Completa con el imperativo apropiado
¡ ........................ a tu hermano !
A
Escriba
B
Escribe
C
Escribes
D
Escribas
Slide 30 - Quizvraag
¡...................... toda tu leche ahora mismo!
A
Bebe
B
Beba
C
Bebes
D
Bebas
Slide 31 - Quizvraag
................ ustedes la primera calle a la derecha.