Quiz vwo 5
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Barok
Slide 2 - Woordweb
Begeleidingsvorm van een akkoordinstrument en basinstrument (typisch voor de barok)
A
basso continuo
B
ostinate bas
C
walking bass
D
orgelpunt
Slide 3 - Quizvraag
Een ander woord voor dynamiek is;
A
Toonhoogte
B
Toonduur
C
Geluidsterkte
D
Sfeer
Slide 4 - Quizvraag
Van welke vorm van dynamiek is er sprake?
A
terrassendynamiek
B
overgangsdynamiek
Slide 5 - Quizvraag
Als noten 'legato' worden gespeeld, dan klinkt dat als noten die...
A
gebonden aan elkaar gespeeld zijn
B
zacht gespeeld zijn
C
hard gespeeld zijn
D
kort en lost van elkaar zijn
Slide 6 - Quizvraag
Welk kenmerk hoort bij een recitatief?
A
Emoties worden bezongen
B
Nadruk op het verhaal
Slide 7 - Quizvraag
Benoem nog twee verschillen tussen een aria en een recitatief
Slide 8 - Open vraag
Het meest gebruikte toetsinstrument in de barok was:
A
klavecimbel
B
kerkorgel
C
piano
D
fortepiano
Slide 9 - Quizvraag
Leg het verband uit tussen concerto grosso + concertino en terassendynamiek
Slide 10 - Open vraag
Wat zie je hier boven
de noot staan?
de noot staan?
A
Een voorteken
B
Een versiering
C
Een herstellingsteken
D
Een rust
Slide 11 - Quizvraag
Leg het verband uit tussen virtuositeit en het soloconcert
Slide 12 - Open vraag
Kom, haast je en ren, snelle voeten,
Ga naar de grot die Jesus bedekt,
Gelach en geschert vergezelt de harten,
Want ons heil is opgewekt!
Geef aan de hand van de tekst één argument waarom dit geen passage uit een Opera kan zijn.
Ga naar de grot die Jesus bedekt,
Gelach en geschert vergezelt de harten,
Want ons heil is opgewekt!
Geef aan de hand van de tekst één argument waarom dit geen passage uit een Opera kan zijn.
Slide 13 - Open vraag
Hoe noem je de religieuze tegenhanger van de Opera?
A
Recitatief
B
Oratorium
C
Aria
D
Basso Continuo
Slide 14 - Quizvraag
Hoe heten de twee vormdelen van een Fuga?
