Geef aan welke talen je spreekt en je niveau van taalvaardigheid in het Duits en andere talen.
Fremdsprachen: Deutsch-Englisch-Französisch
Sprachniveau: Anfänger (beginner)
Grundkenntnisse (basiskennis)
Fortgeschritten (onafhankelijk gebruiker)
Fachkundig (vaardig taalgebruiker)
Experte (Professioneel taalgebruiker)