Start H4.8 Zwakke werkwoorden bk/kgt/gl

het zwakke werkwoord 
dus niet het sterke werkwoord
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

het zwakke werkwoord 
dus niet het sterke werkwoord

Slide 1 - Tekstslide

GL
Het voltooid deelwoord

Verkleinwoorden

1 t/m 15

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je van zwakke en sterke werkwoorden?

Slide 3 - Open vraag

Lesdoelen:
- deze les leren we het verschil tussen een sterk en een zwak werkwoord
- we oefenen met ‘t kofschip

Slide 4 - Tekstslide

Een sterk werkwoord:
- verandert WEL van klank in de verleden tijd

lopen - liepen

Slide 5 - Tekstslide

Een zwak werkwoord:
- verandert NIET van klank in de verleden tijd

fietsen - fietsten

Slide 6 - Tekstslide

Is ‘rennen’ een sterk of een zwak werkwoord?
A
Sterk
B
Zwak
C
Geen van beiden
D
Weet ik niet

Slide 7 - Quizvraag

Werkwoorden in de verleden tijd krijgen:
- den 
of
-ten 
achter de stam. welke moet je kiezen?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat is de verleden tijd van ‘schilderen’?
A
Schilderten
B
Schilderden

Slide 10 - Quizvraag

Je gebruikt ‘t kofschip dus als je niet weet 
of je een d of een t moet gebruiken in de verleden tijd. 

Slide 11 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Herken je aan ge-, ont-, be-, ge-, ver-, her-, er-
Gebeurtenis is al afgerond. Het heeft zich in het verleden afgespeeld.
Tim heeft op het feestje gezongen.
Tim heeft zijn diploma behaald.
Tim is naar zijn tante geweest.
Tim heeft een goed cijfer verdiend.

Slide 12 - Tekstslide

We gaan ermee aan de slag!
4.8 Spelling
Basis: 1 t/m 6
Kader: 1, 3 t/m  7
mavo: 1 t/m 7
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Wat hebben we vandaag geleerd?

Slide 14 - Open vraag