In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Leesbegrip
Focus op leerkrachtvaardigheden
Slide 1 - Tekstslide
Leesbegrip
Effectief tekstgebruik
Strategieën
Modelen
Taxonomie van Bloom
Slide 2 - Tekstslide
Doelen vandaag
Kenmerken van effectieve teksten
Teksten beoordelen
Eigen tekst kiezen
Slide 3 - Tekstslide
LEERLINGEN LEREN BEGRIJPEND LEZEN VOORAL DOOR INFORMATIEVE TEKSTEN TE LEZEN.
A
JA
B
NEE
Slide 4 - Quizvraag
IK KAN VOORBEELDEN VAN FICTIE EN NON-FICTIE BEDENKEN.
A
JA
B
NEE
Slide 5 - Quizvraag
HET GEBRUIK VAN SIGNAALWOORDEN VERHOOGT DE KWALITEIT VAN EEN TEKST
A
JA
B
NEE
Slide 6 - Quizvraag
WAT MAAKT EEN TEKST DE MOEITE WAARD OM KOSTBARE ONDERWIJSTIJD AAN TE BESTEDEN?
Slide 7 - Woordweb
Kenmerken effectieve teksten
Tekstsoort
Complexiteit
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeelden van tekstsoorten Welke ken je?
Slide 9 - Open vraag
Tekstsoorten
balans fictie-non fictie
aanbod teksten - methodes
tip: voor goede informatieve teksten: www.entoen.nu
Slide 10 - Tekstslide
Om het leesbegrip te versterken moeten teksten op of net onder het AVI niveau worden aangeboden.
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quizvraag
Descartes:
"Ik denk, dus ik ben"
Slide 12 - Tekstslide
Complexiteit 1
Avi niveau
Onderwerp
Lengte
Avi- niveaus:
- bibliotheek: ABC indeling. A= tot Avi E5. B= M6- plus en C is vanaf
Avi- plus
CLIB=> leesbaarheid (complexiteit). Desgewenst varieren in Avi en
CLIB
- tip: je tekst vergelijken met teksten Avilezen of met leesboeken waarvan je de Avi kent.
Slide 13 - Tekstslide
Complexiteit 2
tekstopbouw
structuuraanduiders
zinsbouw
Lange, samengestelde zinnen maken een tekst complexer maar beter leesbaar dan korte zinnen. Beter leesbegrip ontstaat juist door veelvuldig gebruik van structuuraanduiders.
- is het doel van de tekst helder
- logische opbouw (begin-midden-slot)
- verteller/perspectief duidelijk
- Non-fictie: structuur van het verhaal duidelijk (opsomming, probleem-oplossing, middel-doel, oorzaak-gevolg, overeenkomst-verschil, vraag-antwoord