Introductie hond en kat

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
KD Hond en katMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Noem 10 woorden die volgens jou passen bij dit keuzedeel

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

BARF staat voor
Bones and raw food
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quizvraag

Je fixeert een dier om het te kunnen verplaatsen
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

De hond op de foto was een Jack Russell Terriër
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

De kat op de foto was een Sphynx
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Het hormoon prolactine zorgt er onder ander voor dat de melk aangemaakt wordt bij een vrouwelijk dier
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

De lengte van de dracht van de kat is ongeveer 63-65 dagen
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quizvraag

Een hond heeft 42 tanden
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quizvraag

Een hond heeft geen blinde darm, een kat wel
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

1 gram eiwit levert 4 kcal
1 gram vet levert 9 kcal
1 gram koolhydraten levert 4 kcal
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

Actieve kunstmatige immuniteit krijg je van de moeder mee
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Feromonen zijn chemische bestanddelen die dieren uitscheiden om de andere sekse aan te trekken
A
Goed
B
Fout

Slide 28 - Quizvraag

Angst is nutteloos
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quizvraag

Blauw slijmvlies duidt op een ontsteking in het lichaam
A
Goed
B
Fout

Slide 30 - Quizvraag

De pols van een hond meet je bij de buik
A
Goed
B
Fout

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide