Persoonsvorm: Zin vragend maken / in een andere tijd zetten
Onderwerp: Wie / wat + werkwoordelijk gezegde
Ww gezegde: Pv + alle andere werkwoorden
Lijdend voorwerp: Wat / wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
Meewerkend voorwerp: Aan wie/ voor wie? + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling: Geeft antwoord op vragen als wanneer, waar, waarmee, hoe, hoeveel, hoe, waarom, waarheen, waardoor