In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Aujourd'hui,
c'est le...
Slide 1 - Tekstslide
Tu viens chez moi?
- Jezelf voorstellen
- Praten over familieleden
- Praten over huisdieren
- Iemand beschrijven
- Huizen/wonen
- Vertellen over jouw huis en kamer
Slide 2 - Tekstslide
Tu as un animal (domestique)?
Slide 3 - Tekstslide
Oui, j'ai ...
Non, je n'ai pas un animal (domestique)
Slide 4 - Tekstslide
Animaux domestiques / Animaux de compagnie
Je m’appelle Chantal. Je vais vous parler de (1) animaux domestiques. J’habite dans une ferme et j’ai beaucoup d’animaux domestiques chez moi. (2) chien s’appelle Bingo. Il est très gentil. Je dois le sortir une fois par jour. Il aime bien jouer avec (3) balle dans (4) jardin. J’ai aussi trois canaris. (5) canaris s’appellent Coco, Bobo et Jojo. Ils sont très mignons. Ils ont (6) propre cage dans (7) cuisine. J’ai aussi un hamster. Il s’appelle Obama. Il reste toute la journée dans (8) cage. Il dort beaucoup. Et toi? Tu as aussi des animaux domestiques chez toi?
Slide 5 - Tekstslide
Animaux domestiques / Animaux de compagnie
Je m’appelle Chantal. Je vais vous parler de mes (1) animaux domestiques. J’habite dans une ferme et j’ai beaucoup d’animaux domestiques chez moi. Mon (2) chien s’appelle Bingo. Il est très gentil. Je dois le sortir une fois par jour. Il aime bien jouer avec sa (3) balle dans notre (4) jardin. J’ai aussi trois canaris. Mes (5) canaris s’appellent Coco, Bobo et Jojo. Ils sont très mignons. Ils ont leur (6) propre cage dans notre/ma (7) cuisine. J’ai aussi un hamster. Il s’appelle Obama. Il reste toute la journée dans sa (8) cage. Il dort beaucoup. Et toi? Tu as aussi des animaux domestiques chez toi?
Slide 6 - Tekstslide
L'adjectif
Bijvoeglijk naamwoord
Prends des notes!
Slide 7 - Tekstslide
L'adjectif - Bijvoeglijk naamwoord
Herhaling
- De vorm van het bijvoeglijk naamwoord (hoofdregel)
- Uitzonderingen op de hoofdregel
Nieuwe lesstof
- De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 8 - Tekstslide
VORM van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 9 - Tekstslide
Het bijvoeglijk naamwoord
Standaardregel/Hoofdregel:
Mannelijk enkelvoud: - grand
Vrouwelijk enkelvoud: + e grande
Mannelijk meervoud: + s grands
Vrouwelijk meervoud: + es grandes
Slide 10 - Tekstslide
L'adjectif - Bijvoeglijk naamwoord
Maar welke letters mogen niet dubbel voorkomen?
Slide 11 - Tekstslide
les couleurs
Les couleurs
Example: de rode auto / de grijze broeken
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Uitzondering
Er zijn ook onregelmatige vormen. Hierbij verandert het hele woord en moet je het dus uit je hoofd leren.
Slide 14 - Tekstslide
Uitzonderingen
Vertaling
Man EV
Man MV
Vrouw
EV
Vrouw MV
goed
bon
bons
bonne
bonnes
mooi
beau
beaux
belle
belles
nieuw
nouveau
nouveaux
nouvelle
nouvelles
oud
vieux
vieux
vieille
vieilles
Slide 15 - Tekstslide
Stappenplan toets
Op de toets wordt niet verteld of een bijvoeglijk naamwoord regelmatig of onregelmatig is: hier moet je zelf achter komen.
Dit kan door goed de le/la woorden te leren en door naar de rest van de zin te kijken, kun je zien of een bijvoeglijk naamwoord mannelijk/vrouwelijk/enkelvoud/meervoud is.
Slide 16 - Tekstslide
Stappenplan toets
Stap 1: bepaal of het zelfstandig naamwoord waarover het bijvoeglijk naamwoord iets zegt m.ev., v.ev., m.mv. of v.mv. is
Stap 2: check of het bijvoeglijk naamwoord niet tot de uitzonderingsgroep behoort. Nee? Dan standaardregel.
Stap 3: kies op basis van deze informatie de juiste vorm
Slide 17 - Tekstslide
Stappenplan: exemple 1
Voorbeeld: "Paris est une ville (français) _______________________"
Waar zegt 'français' iets over?
Stap 1: M. ev. / Vr. ev. / M. mv. / Vr. mv?
Stap 2: Is het een uitzondering? (bon/beau/nouveau/vieux?)
Stap 3: Kies de juiste vorm
Slide 18 - Tekstslide
Stappenplan: exemple 2
Voorbeeld: "Les filles sont (beau) _________________"
Waar zegt 'beau' iets over?
Stap 1: M. ev. / Vr. ev. / M. mv. / Vr. mv?
Stap 2: Is het een uitzondering? (bon/beau/nouveau/vieux)
Stap 3: Kies de juiste vorm
Slide 19 - Tekstslide
PLAATS
van het bijvoeglijk naamwoord
in de zin
Slide 20 - Tekstslide
Waar staat het bijvoeglijk naamwoord in een Nederlandse zin?
Slide 21 - Tekstslide
L'adjectif français: VOOR
petit (klein) / grand (groot)
beau (mooi) / nouveau (nieuw)
bon (goed) / vieux (oud)
Slide 22 - Tekstslide
D: grammaire et écrire
LEARNBEAT
3.2 A & 3.2 B
Slide 23 - Tekstslide
La répétition de l'adjectif
1. Les filles sont _________________________ (klein)
2. Les amis _________________________ (amerikaanse)
3. Une personne _________________________ (elegant)
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.