Projectmatig werken casus

Projectmatig werken met casus?
1 / 29
volgende
Slide 1: Woordweb
MentorlesMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Projectmatig werken met casus?

Slide 1 - Woordweb

Stappenplan projectmatig werken

Stap 1: Casus analyseren
Stap 2: Leervragen maken bij de casus
Stap 3: Leerdoelen schrijven bij de casus
Stap 4: Leerdoelen beantwoorden
Stap 5: Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Stap 1 Casus analyseren
  • Hoe lees je een casus?
  • Wat weet je wel en wat weet je niet?
  • Wat wil je weten om duidelijkheid te verkrijgen?
  • Wat heb je daarvoor nodig?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zou jij dit aanpakken?

Slide 4 - Woordweb

Casus lezen
  • Start 1 x helemaal doorlezen




  • Arceren/onderstrepen wat belangrijk is
  • Opbouw herkennen (Inleiding – midden – slot bepalen


Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je wel/niet?
  • Casus is een beschrijving van iets, maar wellicht mis je informatie. Wat mis je? Welke acties moet je doen om deze missende informatie te krijgen?
  • Woorden die je niet kent -> Woordraadstrategie(ën)
  • Betekenis afleiden van tekst/afbeeldingen/woorden die erop lijken (woord splitsen).
  • Opzoeken
  • Vragen

Slide 6 - Tekstslide

Stap 2 Leervragen formuleren
  • Wat is een leervraag?
  • Hoe maak ik leervragen?
  • Hoe krijg ik antwoord op mijn leervraag?
  • Wie heb ik voor mijn antwoorden nodig?

Slide 7 - Tekstslide

Wie maakt de leervragen?
A
Jij
B
Docent
C
ROC van Twente
D
Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Uitwerking SMART
Specifiek:Je beschrijft je leervraag in specifieke termen, duidelijk en concreet, niet te algemeen. Het moet een waarneembare actie, gedrag of resultaat beschrijven Naarmate een leervraag preciezer geformuleerd is, wordt het gemakkelijker er invulling aan te geven. 
Meetbaar: Meetbaar wil zeggen dat je moet kunnen nagaan of het specifieke doel ook omgezet wordt in handelingen die meetbaar zijn. Het smartdoel doel dat gehaald is, moet te zien, horen, ruiken, voelen etc zijn.
Actiegericht: Het is duidelijk wat je moet (gaat) doen om het resultaat te bereiken. 
Acceptabel: je moet wel gemotiveerd zijn om aan de leervraag te werken).
Realistisch: Verwijst naar de haalbaarheid. Heb je voldoende kennis, capaciteit, middelen en bevoegdheden om je leervragen te beantwoorden? De leervraag moet niet te eenvoudig, maar zeker niet te moeilijk geformuleerd worden. Vaak moet je tijdens het werken aan een leervraag je verdiepen in bijvoorbeeld achtergrondliteratuur. 
Tijdsgebonden: Past binnen een bepaalde tijd, dwz wanneer begin je met je activiteiten en wanneer kun je zeggen dat je je leerdoel gehaald hebt. Wees dus realistisch. Lange-termijn doelen zijn moeilijk SMART te maken.

Slide 10 - Tekstslide

Maak de volgende vraag SMART:
Ik heb het vak Zorgverbreding gevolgd en ik wil leren hoe je die kennis in de praktijk, dus in de klas, toepast.

Slide 11 - Open vraag

stap 3 Leerdoelen schrijven bij de casus

• Wat is een leerdoel? 
• Hoe krijg ik antwoord op mijn leerdoel?
• Hoe krijg ik de informatie die ik nodig heb om antwoorden te krijgen?

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een doel?

Slide 13 - Woordweb

Doel(en) per les & module
Soms zijn er doelen gesteld bij een les, onderwerp of een opdracht, die geven aan wat het doel is. Zo weet je wat je gaat leren en kun je checken of je dat daadwerkelijk weet.

Per module zijn er doelen geformuleerd, deze doelen/werkprocessen komen uit het kwalificatiedossier. Alle doelen bij elkaar zijn de gehele opleiding, de opleiding moet bij elk doel kunnen aantonen hoe studenten hieraan voldoen. Een voorbeeld zijn de ‘Leerdoelen persoonlijke zorg & voeding’ (te vinden in Canvas)
.

Slide 14 - Tekstslide

Wat weet je als je deze vragen hebt beantwoord?

Soms kunnen meerdere doelen passen bij dezelfde leervraag.
Het leerdoel moet zo zijn geformuleerd dat het slechts op één manier is uit te leggen! Vermijd daarom (vage) werkwoorden als: • kennen • weten • begrijpen • inzien • inzicht hebben in • op de hoogte zijn van
Gebruik bij voorkeur eenduidige actiewerkwoorden zoals: • noemen • schrijven • tekenen • aanwijzen • oplossen • uitvoeren • analyseren • selecteren • demonstreren • construeren • verklaren • onderscheid maken tussen

Slide 15 - Tekstslide

Onderstaand plaatje kan hierbij helpen. Moet je iets kunnen onthouden, begrijpen of toepassen? Soms moet je zelf wat creëren! Dit is vaak een wat grotere opdracht. Zorg dat je leerdoelen van alle onderdelen wat bevat. Je kan pas creëren als je ook doelen hebt behaald van onthouden, begrijpen, toepassen, evalueren en analyseren.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden (1) theorie
De student kan…
● ...opnoemen welke risicofactoren bijdragen aan het ontstaan van hart- en vaatziekten.
● …uitleggen welk dieet wordt voorgeschreven bij mensen met hart- en vaataandoeningen.
● ...uitleggen wanneer er sprake is van hypertensie.
● ...uitleggen wat decompensatio cordis is en welke symptomen hierbij horen.
● ...uitleggen wat een hartinfarct is.
● ...symptomen benoemen die optreden bij een hartinfarct.
● ...complicaties benoemen die ontstaan na een hartinfarct.
● …uitleggen wat spataderen zijn
● ...uitleggen wat atherosclerose is.
● ...benoemen op welke drie wijzen atherosclerose behandeld kan worden.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeelden (2) casus
Herken ik 5 symptomen van .. (bepaald ziektebeeld).
Noem ik 5 symptomen van.. (bepaald ziektebeeld).
Plan ik met een draaiboek een maaltijdvoorbereiding.
Kan ik zorg en technologie onderdeel bewegingssensor gebruiken.
Kan ik collega’s/klasgenoten uitleggen hoe ik rapporteer aan de hand van de ABCD-methode.
Kan ik een positieve mindset vergelijken met een negatieve mindset.
Kan ik aanwijzen welke organen er bij het verteringsstelsel horen.

Slide 18 - Tekstslide

Over 8 weken plan ik met een draaiboek een maaltijdvoorbereiding voor een zorgvrager
A
dit doel is SMART
B
dit doel is STARR
C
dit doel is gezellig
D
dit doel is ABCD

Slide 19 - Quizvraag

Stap 4 Leerdoelen beantwoorden
• Op zoek naar de juiste antwoorden hoe controleer je dit?
• Ben je tevreden met het antwoord?
• Weten je studiegenoten genoeg van de jou opgezochte antwoorden?
• Uitwerking via een pitch filmpje delen met je coach.

Slide 20 - Tekstslide

Opzoek naar juiste antwoord
  • Je vragen en doelen regelmatig doorlezen en proberen te beantwoorden.
-> minimaal 1 keer per twee week
  • Laat ook klasgenoten je leerdoelen met antwoorden lezen, wellicht heb je zelf een blinde vlek. Je klasgenoot kan met doorlezen iets ontdekken waardoor het nog duidelijker wordt.

Slide 21 - Tekstslide

Beantwoorden doe je niet alleen
  • Als je samenwerkt en je hebt jouw aandeel geleverd, check bij je groepsgenoten of het aan hun verwachtingen voldoet.
  • Wees zelf ook eerlijk als een klasgenoot iets inlevert waar jij andere verwachtingen over hebt. Geef aan wat jij had verwacht, luister naar de uitleg van de klasgenoot. Help elkaar naar het beste antwoord!
  • Samenwerken is niet alleen taken verdelen. Is ook terugkoppelen met elkaar, hiermee elkaars onderdelen verbeteren en samenhangen einde.
  • Uitwerking leerdoelen delen met je coach via bijvoorbeeld een Pitch (filmpje) of verslag.

Slide 22 - Tekstslide

Durf jij een groepsgenoot terug te geven wat je van zijn/haar aangeleverde onderdeel vindt?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 23 - Quizvraag

Geef jij feedback? (concreet in wat je ziet, wat iemand kan verbeteren niet op een aanvallende manier)
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 24 - Quizvraag

5 Evaluatie
• Procesevaluatie; hoe heb je samengewerkt, wat ging goed en wat kan beter?
• Productevaluatie; ben je tevreden over wat je hebt gemaakt en wat kan beter volgende keer?
• Bewaar de uitwerking voor in een eventueel portfolio.

Slide 25 - Tekstslide

Proces(evaluatie)
De weg er naar toe
Inzet gedurende de periode/tussenopdrachten. Je eigen aandeel hierin.
Samenwerking gedurende de periode. Je eigen rol hierin.

Slide 26 - Tekstslide

Product(evaluatie)
Het eindproduct
Hoe ziet het eruit (document, layout, Nederlandse taal)
Wat is de inhoud?
Genoeg verdieping?
Laat het echt zien wat je hebt geleerd?

Slide 27 - Tekstslide

Product is belangrijker dan proces
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Stappenplan projectmatig werken

Stap 1: Casus analyseren
Stap 2: Leervragen maken bij de casus
Stap 3: Leerdoelen schrijven bij de casus
Stap 4: Leerdoelen beantwoorden
Stap 5: Evaluatie

Slide 29 - Tekstslide