Verzekeren + elasticiteit

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Verplichte verzekering
Geen eigen risico
Ook goede risico's verzekeren zich
Goede risico's vinden het te duur om zich te verzekeren

Slide 2 - Sleepvraag

Welk begrip hoort bij de omschrijving?
Jaarlijkse of maandelijkse betaling voor je verzekering.
A
polis
B
premie
C
eigen risico
D
verzekeringsvoorwaarden

Slide 3 - Quizvraag

Verzekeraar
Verzekerde
Je wilt een onzeker voorval verzekeren.
Organisatie die het financiële onzekere voorval van jou overneemt

Slide 4 - Sleepvraag

Bij een zorgverzekering kun je je eigen risico verhogen.
Je betaalt dan:

A
meer premie
B
minder premie
C
evenveel premie

Slide 5 - Quizvraag

Wie betaalt het "eigen risico"?
A
De verzekeraar
B
De verzekerde
C
Derden
D
Niemand

Slide 6 - Quizvraag

Wat is averechtse selectie?
A
Uit individuele premiebetaling wordt vermogen gevormd voor de financiering van uitkeringen in de toekomst.
B
De hoogte van een subsidie of bijdrage is afhankelijk van de hoogte van het inkomen.
C
Houdt in dat de mensen met een hoog risico zich wel verzekeren en de mensen met een laag risico niet.
D
De verzekeraar is verplicht iedereen die zich aanmeldt te verzekeren tegen dezelfde premie.

Slide 7 - Quizvraag

Door collectieve dwang bij de verplichte WA-autoverzekering voorkomt de overheid averechtse selectie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Wat is Asymmetrische informatie?
A
Je veroorzaakt meer schade omdat je verzekerd bent
B
De ene weet meer dan de ander (de prijs gaat omlaag)
C
Alleen de slechte risico's verzekeren zich
D
Mensen moeten verplicht een verzekering nemen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is moreel wangedrag?
A
Je veroorzaakt meer schade omdat je verzekerd bent
B
De ene weet meer dan de ander (de prijs gaat omlaag)
C
Alleen de slechte risico's verzekeren zich
D
Mensen moeten verplicht een verzekering nemen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van moreel wangedrag?
A
Niet op tijd betalen van de verzekeringspremie.
B
Een Felyx-scooter huren en ermee gaan stunten.
C
Als je liegt dat je iphone is gestolen.
D
Een auto kopen zonder WA-verzekering af te sluiten.

Slide 11 - Quizvraag

Premiedifferentiatie stimuleert averechtse selectie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Collectieve verzekeringen zijn ........................, particulieren verzekeringen zijn meestal .....................
Mensen die zich verzekeren zijn .......................... hiermee doen ze aan .......................... 
Als de premie niet voor iedere verzekerde gelijk is doet de verzekeraar aan ..............................
risicospreiding
verplicht
risico-avers
niet verplicht
premiedifferentiatie

Slide 13 - Sleepvraag

Leg uit dat premiedifferentiatie en eigen risico moreel wangedrag kunnen voorkomen.

Slide 14 - Open vraag

Zelftest H6

Slide 15 - Tekstslide

In Nederland is elk risico verzekerbaar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Een verzekeraar maakt de meeste winst op de goede risico’s.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Bij een verplichte verzekering zijn geen premieverschillen mogelijk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Averechtse selectie kan ontstaan als de verzekerde minder weet dan de verzekeraar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Asymmetrische informatie houdt in dat mensen niet tegelijkertijd communiceren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Een eigen risico ingeval van schade verkleint moral hazard.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Acceptatieplicht bij een ziektekostenverzekering heeft als doel de zorg voor iedereen toegankelijk te houden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Examenopgave verzekeren
Zorgwekkende zorgkosten

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Volkomen inelastisch is een elasticiteit van 0
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag

De waarde van een prijselasticiteit (Ev) is -0,2. Deze elasticiteit is
A
inelastisch
B
elastisch

Slide 27 - Quizvraag

Met behulp van welke elasticiteit kun je inferieure goederen herkennen?
A
Prijselasticiteit van de vraag
B
Inkomenselasticiteit
C
Kruislingse elasticiteit

Slide 28 - Quizvraag

Gegeven is de volgende vraagfunctie Qv= 20P + 400, de prijs stijgt van 5 naar 7.
De prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid is..
A
0,13
B
-0,33
C
0,2
D
-0,4

Slide 29 - Quizvraag

Door een prijsstijging van 12% vermindert de vraag naar treinreizen van 500.000 naar 480.000.
I: Door de prijsstijging daalt de omzet van treinreizen
II: De vraag naar treinreizen is prijselastisch
A
Beide juist
B
I juist, II onjuist
C
I onjuist, II juist
D
Beide onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Wat meet je met de kruislingse elasticiteit?
A
Het verband tussen de prijs van product A en de vraag naar product A.
B
Het verband tussen de vraag naar product A en het inkomen.
C
Het verband tussen het aanbod van product A en het inkomen.
D
Het verband tussen de prijs van product A en de vraag naar product B.

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Zelftest vervoer 5.5 
15/18/19

Slide 33 - Tekstslide