Fictie: gedichten

Welkom 2H
Cursus 3
§5 Gedichten
Voordat we beginnen:
Neem blz. 83 voor je.
Pak ook pen en papier.

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2H
Cursus 3
§5 Gedichten
Voordat we beginnen:
Neem blz. 83 voor je.
Pak ook pen en papier.

Slide 1 - Tekstslide

In de ochtend drinken we koffie, in de middag genieten we van thee, en in de avond proosten we met wijn."
A
opsomming
B
drieslag
C
climax
D
repetitio

Slide 2 - Quizvraag

Ze danste, zong en lachte vol vreugde op het feest."
A
opsomming
B
drieslag
C
climax
D
repetitio

Slide 3 - Quizvraag

Hij begon met een simpele taak, werkte zich op naar een uitdagend project en eindigde uiteindelijk met een prestigieuze prijs."
A
opsomming
B
drieslag
C
climax
D
repetito

Slide 4 - Quizvraag

Elke dag opnieuw, elke dag weer, blijft de zon opkomen en ons verwarmen."
A
opsomming
B
drieslag
C
climax
D
repetito

Slide 5 - Quizvraag

Stijlfiguren in gedichten:
* Opsomming
* Drieslag
*  Climax
* repetitio (herhaling)

Slide 6 - Tekstslide

De tijd is een ongrijpbare rivier die ons steeds verder stroomafwaarts voert.
A
vergelijking
B
asyndetische vergelijking
C
metafoor
D
personificatie

Slide 7 - Quizvraag

"Ze danste elegant, ze schitterde als een ster.
A
vergelijking
B
asyndetische vergelijking
C
metafoor
D
personificatie

Slide 8 - Quizvraag

De lucht was zo blauw als de zee op een zonnige dag."
A
vergelijking
B
asyndetische vergelijking
C
metafoor
D
personificatie

Slide 9 - Quizvraag

Beeldspraak in gedichten:
* vergelijking (als)
* asyndetische vergelijking = hierbij ontbreekt het woordje "als"
* metafoor
* personificatie

Slide 10 - Tekstslide


Zwanen zien er altijd zo nieuw uit
zo zondags, zo pas in bad geweest.
Maar spelen of spetteren in het water,
dat doen zij niet. Zwanen zijn niet vrolijk.

Zij willen ook altijd weg. Daarom wiegen zij
met hun lange hals als met een witte zakdoek
en zo droevig dat ze kijken.
Zwanen kunnen geen tranen laten.

Maar zwemmen, dat kunnen zij, statig drijven
altijd recht vooruit als witte bootjes
met onzichtbare roeispanen.

En opeens verandert alles van kleur
als zij hun vleugels openslaan
en zich languit rekken in de spiegel
van de vijver. Dan kraait het water
van plezier en klapt in zijn handen.
1. Welke vergelijking zit in strofe 2?
2. Waarmee wordt de manier waarop zwanen zwemmen (strofe 3) vergeleken?
3. In strofe 4 zit een personificatie. Welke?
4. Welke asyndetische vergelijking zit er in strofe 4?

Slide 11 - Tekstslide

Vul hier je antwoorden in:

Slide 12 - Open vraag



Voorjaarsdroom

De knoppen bloeien, de vogels fluiten,
De zon laat stralen, de lucht gaat luiten.
Het gras wordt groener, de wereld bloeit,
De dagen lengen, de winter vermoeid.

Bloemen dansen, bijen zoemen,
Kinderen lachen, de liefde bloeien.
De bomen stralen, een nieuw begin,
De lente komt, met al haar zin.

De geur van aarde, het leven herleeft,
De tijd van hopen, waarin je om je heen kijkt.
We vieren de liefde, we dromen groot,
Het voorjaar roept, met een warme noot.


1.Noem twee opsommingen uit strofe 1 en 2
2. Welke drieslag komt erin voor?
3. Welke climax zit er in dit gedicht?
Stijlfiguren:

Slide 13 - Tekstslide

Noteer hier je antwoorden:

Slide 14 - Open vraag

Opdrachten:
Blz. 83
Maken opdracht 1 (samen).

Slide 15 - Tekstslide