4 HAVO - Oefentoets Evolutie

Evolutie
Oefenles ter voorbereiding op de toets
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Evolutie
Oefenles ter voorbereiding op de toets

Slide 1 - Tekstslide

                                              De evolutietheorie gaat uit van:

1. variatie in        .................. 

2.      ......................             selectie

3. het       .....................           van nieuwe soorten en het    ..........................       van bestaande soorten
Bij evolutie spelen ..................................   in het genotype een rol. Dit noemen we mutaties.
In elke populatie van een soort kunnen daardoor  ................................     verschillen voorkomen. 
Als de omgeving verandert kan dit handig zijn om te ................................ 

ontstaan

natuurlijke

overleven

veranderingen

verdwijnen

genotype

toevallige

Slide 2 - Sleepvraag

Stamboom van mensachtigen en mensapen
In de afbeelding is een cladogram (stamboom) van mensachtigen en mensapen weergegeven.

Slide 3 - Tekstslide

Met welke letter wordt de laatst levende gemeenschappelijke voorouder van de chimpansee en de mens aangegeven?
A
A
B
B
C
C
D
E

Slide 4 - Quizvraag

Wat is niet juist over rudimentaire organen?
A
ze duiden op een gemeenschappelijke voorouder
B
ze hebben geen functie meer
C
ze komen niet of nauwelijks tot ontwikkeling
D
ze ontstaan door genetic drift

Slide 5 - Quizvraag

Deze organen hebben hetzelfde bouwplan
A
rudimentaire organen
B
homologe organen
C
analoge organen
D
recessieve organen

Slide 6 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met "the fittest" bij survival of the fittest?
A
de best aangepaste
B
met de meeste nakomelingen
C
de sterkste
D
de oudste

Slide 7 - Quizvraag

Mensen die geloven dat alle ......................... zijn ontstaan uit eenvoudige ........................., waarbij ook veel soorten zijn ......................... , geloven in het .........................proces.

De evolutietheorie gaat ervan uit dat:
1. Door mutatie steeds nieuwe ......................... ontstaan. 
2. Als een organisme zich kan aanpassen aan zijn omgeving heeft hij een grotere ............................. Dit verschijnsel noemen we .........................
3. Dat door ......................... een zelfde soort steeds meer kan verschillen van elkaar, omdat ze in een andere omgeving leven. Hierdoor kunnen er uiteindelijk nieuwe ......................... ontstaan. Deze verschillende soorten kunnen zich uiteindelijk niet meer .......................... samen.

organisme
levensvormen
uitgestorven
evolutie
soorten
overlevingskans
natuurlijke selectie
isolatie
genotypen
voortplanten

Slide 8 - Sleepvraag

Groot/ver
Groot/dichtbij
Klein/dichtbij
Klein/ver

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is niet belangrijk bij de eilandtheorie?
A
het klimaat op het eiland
B
de afstand van het eiland tot het vasteland
C
de grootte van het eiland
D
het aantal soorten dat leeft op het eiland

Slide 10 - Quizvraag

Eivlekken
Bij bepaalde vissoorten, zoals de zebracichlide Pseudotropheus zebra, ontwikkelen de eieren zich in de bek van het vrouwtje. Tijdens de paringsdans neemt het vrouwtje de door haar geproduceerde eieren in haar bek. Vervolgens spreidt het mannetje zijn anale vin en produceert sperma. Op zijn anale vin bevindt zich een aantal opvallende geeloranje vlekken die een sterke gelijkenis vertonen met de eieren. Dit is te zien in de afbeelding hiernaast. Het vrouwtje hapt naar de ’eivlekken’ op de vin waarbij een deel van het geproduceerde sperma wordt opgehapt. Door dit gedrag is de kans op bevruchting van de eieren groot.
Sommige biologen menen dat deze eivlekken in de loop van de evolutie ontstaan zijn uit kleine parelvormige vlekjes die bij veel soorten cichliden voorkomen.

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit hoe in drie stappen een cichlidesoort ontstaat met vlekken die op eieren lijken.

Slide 12 - Open vraag

Ernst Haeckel
Ernst Haeckel (1834-1919) was een Duitse bioloog. Op de dag dat 
hij een belangrijke onderscheiding kreeg, stierf zijn jonge vrouw 
Anna Sethe (afbeelding boven) aan een koortsaanval. Haeckel was 
ontroostbaar. Een jaar later ontdekte hij een nieuwe kwallensoort 
(afbeelding onder). Hij schreef: 'Deze soort is een van de meest fraaie 
onder de holtedieren. Haar tentakels hangen als de blonde haren 
van een prinses. Ik noem deze soort ter nagedachtenis naar mijn 
onvergetelijke vrouw, Anna Sethe.

Slide 13 - Tekstslide

Heckel vernoemde de soort naar zijn vrouw.

Welke binaire naamgeving past hierbij?
A
Annasethe desmonema Haeckel.
B
Desmonema haeckel Annasethe.
C
Desmonema annasethe Haeckel.
D
Haeckel desmonema Annasethe.

Slide 14 - Quizvraag

Soortenaantal 3 past bij een bepaald type eiland. Leg uit waarom op dit type eiland het soortenaantal het grootst kan worden.

Slide 15 - Open vraag

Lees onderstaande bron
Het lijkt erop dat het ecosysteem in Siberië aan het einde van de laatste ijstijd is overgegaan van een grassteppe naar een toendra.
Onderzoekers in Lapland vonden dat de toendra door een langdurige hoge begrazingsdruk door rendieren veranderde in een meer productieve grasvlakte.
Russische onderzoekers willen in Siberië een soortgelijke invloed aantonen. Zij introduceerden in 1986 kuddes grote grazers op de toendra van Siberië. Zij wilden onderzoeken of grote grazers zoals paarden en bizons al grazend en poepend de grasvlakte weer terug kunnen brengen, zelfs in het barre Siberische klimaat. De eerste resultaten lijken dat idee te bevestigen. Dit experiment moet het uitsterven van de mammoet verklaren met de ecologische graastheorie, die stelt dat de grasvlakte aan het eind van de ijstijd in toendra is veranderd, omdat de kuddes met grote grazers uitstierven. Zonder bemesting en begrazing en bij toegenomen neerslag zou het gras verdwijnen. Door een dikker pak sneeuw in de winter werd het gras voor grazers onbereikbaar. Bejaging gaf de doodsklap.
Met de grazers verdween de grassteppe en zo raakte ook de mammoet in de problemen door voedselgebrek.

Slide 16 - Tekstslide

Noem een lichaamskenmerk van de mammoet en leg uit dat het dier daardoor langer op de steppe in leven kon blijven dan andere grote grazers.

Slide 17 - Open vraag

Mammoetsoorten
Er bestaan twee ideeën over de verwantschap van de nu nog levende olifantensoorten met de wolharige mammoet (Mammuthus primigenius). De ene groep (P) veronderstelt dat het dier het meest verwant is aan de Aziatische olifant (Elephas maximus), de andere groep (Q) ziet vooral de meeste overeenkomsten met de Afrikaanse olifant (Loxodonta africana).
In de afbeelding is de ontwikkeling van de olifanten weergegeven.

Slide 18 - Tekstslide

De ene groep (P) veronderstelt dat het dier het meest verwant is aan de Aziatische olifant (Elephas maximus), de andere groep (Q) ziet vooral de meeste overeenkomsten met de Afrikaanse olifant (Loxodonta africana).

Kun je op grond van deze afbeelding zeggen welke groep gelijk heeft?
A
Nee, dat is op grond van deze afbeelding niet te zeggen
B
Ja, groep P heeft gelijk
C
Ja, groep Q heeft gelijk

Slide 19 - Quizvraag

Menselijke naaktheid
Nadat Charles Darwin zijn boek 'the origin of species' uitbracht werd deze spotprent van hem gemaakt. 

De mens is echter de enige primaat zonder lichaamsbeharing. De oorsprong daarvan is eigenlijk altijd een raadsel gebleven. Er werd zelfs op enig moment gespeculeerd dat de voorouder van de mens in het water leefde.

Slide 20 - Tekstslide

Hoe noemt men in de wetenschap een veronderstelling die nog niet is bevestigd, zoals de gedachte dat menselijke voorouders een tijdje als zeedieren hebben geleefd?

Slide 21 - Open vraag

– Leg uit waardoor in een zonnig gebied een donkere huidskleur voor de mens voordeel heeft ten opzichte van een lichte huidskleur.

– Leg uit waardoor in datzelfde gebied een donkere huidskleur geen voordeel oplevert voor de chimpansee.

Slide 22 - Open vraag

Blauwgroene algen (gebruik je Binas)

Blauwgroene algen (cyanobacteriën) worden niet tot het plantenrijk gerekend. Om welke reden?

Slide 23 - Open vraag

Micro-organismen en de mens

Twee leerlingen doen beweringen over toepassingen van micro-organismen bij productieprocessen door de mens.
Jette zegt: 'Bacteriën worden gebruikt bij het maken van wijn.'
Lene zegt: 'Schimmels worden gebruikt bij het maken van brood.'
Wie doet (doen) een juiste bewering?
A
Geen van beide meisjes
B
Alleen Jette
C
Alleen Lene
D
Beide meisjes

Slide 24 - Quizvraag

Zwemmerseczeem
Zwemmerseczeem is geen eczeem, maar een infectie van (meestal) een of beide voeten. De aandoening wordt veroorzaakt door een parasiet die zich graag nestelt in vochtige huid. Men kan dit eczeem oplopen op plaatsen waar vaak vochtige blote voeten voorkomen, zoals in zwembaden of in gemeenschappelijke douches. Vandaar de naam 'zwemmerseczeem'.
Tot welke groep van organismen hoort de veroorzaker van dit eczeem?
A
Tot de archaea
B
Tot de bacteriën
C
Tot de schimmels
D
Tot de eencellige dieren

Slide 25 - Quizvraag

Welk verschijnsel wordt hier uitgebeeld?

Slide 26 - Open vraag

Wat heb je niet nodig voor evolutie?
A
reproductieve isolatie
B
natuurlijke selectie
C
geslachtelijke voortplanting
D
genetische variatie

Slide 27 - Quizvraag

Welke is onjuist? de allelfrequentie of genfrequentie kan veranderen door
A
gelijke overlevingskansen
B
genetic drift
C
selectiedruk
D
mutaties

Slide 28 - Quizvraag

Welke van de volgende organen zijn rudimentair?
A
De staartwervels van een mens.
B
De vleugels van een vleermuis.
C
De vleugels van een insect.

Slide 29 - Quizvraag


A
Homoloog
B
Analoog
C
Rudimentair

Slide 30 - Quizvraag


A
Homoloog
B
Analoog
C
Rudimentair

Slide 31 - Quizvraag


Welke uitspraak is waar?
A
Dit dier is niet-symmetrisch
B
Dit dier leeft in de woestijn
C
Dit dier heeft geen skelet
D
Dit dier behoort tot de stekelhuidigen

Slide 32 - Quizvraag


Welke bewering is juist?
A
Al deze dieren zijn levendbarend
B
Al deze dieren hebben een inwendig skelet
C
Al deze dieren zijn warmbloedig
D
Dit zijn allemaal gewervelden

Slide 33 - Quizvraag


Welke letter geeft bacteriën aan?
A
P
B
Q
C
R
D
Geen een

Slide 34 - Quizvraag

‘s Zomers als het warm is, zie je soms groene lagen op het water van sloten en meren drijven. Het lijkt alsof er groene olieverf op het water is gemorst. Deze lagen bestaan uit zogenaamde ‘blauwwieren’, die zich bij warm weer in voedselrijk water snel vermeerderen. Blauwwieren zijn geen echte wieren. Het zijn eencellige organismen die wel een celwand hebben, maar geen celkern en geen bladgroenkorrels….Tot wel rijk behoren blauwwieren?
A
Bacterien
B
Dieren
C
Schimmels
D
Planten

Slide 35 - Quizvraag

Waar staat 'fitness' voor bij evolutie?
A
hoe goed je kan overleven
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 36 - Quizvraag

15. Door toeval ontstaan er snel grote veranderingen in de allelfrequenties
A
selectiedruk
B
evolutie
C
genetic drift
D
genetische variatie

Slide 37 - Quizvraag

Wat is GEEN belangrijk sleutelbegrip bij evolutie?
A
Omgeving
B
Generaties
C
Het aangepast zijn van soorten
D
Leergedrag van dieren

Slide 38 - Quizvraag

Het proces waarbij organismen zich aanpassen aan hun omgeving noem je...?
A
Ecologie
B
Charles Darwin
C
Survival of the fittest
D
Evolutie

Slide 39 - Quizvraag

Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld?
(kies de beste uitleg)
A
Dat mensen van de apen afstammen
B
Dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben.
C
Dat er door micro-evolutie nieuwe soorten zijn ontstaan
D
Dat er veel apen zijn.

Slide 40 - Quizvraag