Je kunt een hoofdzin ook beginnen met een ander woord:
Het andere woord staat op de 1e plaats.
Het werkwoord staat op de 2e plaats.
Wie/wat staat na het 1e werkwoord.
Daarom moet ik al om 4:00 opstaan.
Waarschijnlijk moet ik tot 13:00 werken.
Helaas is die auto heel duur.