INFORMERENDE PRESENTATIE (over een boek of over...?)
Informerende presentatie [57]
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4
In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Informerende presentatie [57]
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Op Niveau: opdracht 9 p. 127
Werk in tweetallen.
Kies een actueel onderwerp of gebruik de opdracht uit Op Niveau (opdr. 9 p. 127).
Zoek betrouwbare informatie [77] op en gebruik daarvoor minimaal drie betrouwbare bronnen.
Maak een goede bronvermelding [47].
Houd tijdens de voorbereiding al rekening met je publiek [11].
Bereid de hoofdstructuur [35] voor en denk goed na over je inleding [36], middenstuk [37] en slot [38].
Bedenk hoeveel deelonderwerpen je in het middenstuk gaat behandelen.
Ga vervolgens de alinea's opbouwen (denk aan verbinden van alinea's [32]. kernzinnen [6]
Maak een spreekplan [59].
Bereid je zorgvuldig voor -> bereid je voor op vragen en oefen je spreekplan
Houd de presentatie voor twee medeleerlingen (6 minuten spreektijd met maximaal 1 minuut film). Zorg dat je ieder de helft van de tijd presenteert. Na afloop worden er vragen gesteld [61].
Film je presentatie.
Lever de presentatie en het beoordelingsformulier van de twee medeleerlingen in.
De presentatie wordt door de twee medeleerlingen en de docent beoordeeld [62].
Slide 3 - Tekstslide
Betrouwbare bronnen:
Voorbeelden (LexisNexis):
de Volkskrant
Trouw
NRC Handelsblad
Elsevier
De Groene Amsterdammer
Google Scholar
Nederlands Dagblad
Het Parool
...
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Hoofdgedachte
Bepaal eerst de hoofdgedachte: Het belangrijkste wat jullie willen vertellen in één zin.
Enkele voorbeelden:
* De meningen over het toelaten van vluchtelingen lopen nogal uiteen.
* Zouden we vluchtelingen moeten opnemen in ons land?
Slide 6 - Tekstslide
Theorie: tekststructuren [39 t/m 45]
voordelen-en-nadelenstructuur (schrijver/ verteller gaat niet verder dan de beschrijving);
vroeger-en-nu-structuur/ vroeger-nu-toekomststructuur (schrijver/ verteller beschrijft alleen veranderingen)
verschijnsel-en-verklaringstructuur (schrijver/ verteller somt alleen verklaringen op)
verschijnsel-en-besprekingstructuur
Slide 7 - Tekstslide
Na de presentatie lever je in:
Een volledig uitgewerkt spreekplan.
Een lijst met bronvermeldingen minimaal drie betrouwbare bronnen).
Een Powerpoint, Prezi, Sway, lessonup of ..
Een beoordelingsformulier
Een filmpje van de presentatie
Slide 8 - Tekstslide
Beoordeling
Je wordt beoordeeld met het Beoordelingsformulier presentatie
Het accent ligt tijdens de beoordeling op het onderdeel Structuur
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Glossofobie?
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Dat is heel normaal!
Slide 14 - Tekstslide
Voorbereiding
Hoofdstructuur vaststellen: inleiding, middenstuk en slot [35]
Gebruik voor je hoofdstructuur een spreekplan [59]
Informatie ( minimaal drie betrouwbare bronnen) zoeken [77]
Maak een bronnenlijst [47]
Slide 15 - Tekstslide
Aan het werk!
Slide 16 - Tekstslide
De inleiding [36]
Belangstelling wekken.
Het onderwerp introduceren.
Aankondigen hoe de tekst is opgebouwd.
De aanleiding noemen.
De luisteraar welwillend stemmen.
Slide 17 - Tekstslide
Een pakkende inleiding...
Bijvoorbeeld:
Stel een (retorische)vraag.
Vertel een korte anekdote.
Begin met een citaat.
Begin met een verrassende, uitdagende, shockerende of sarcastische openingszin.
(gebruik stijlmiddelen als overdrijving, ironie, sarcasme)
Gebruik een actueel bericht.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Dan het middenstuk [37]
Denk aan deelonderwerpen!
Denk aan de tekststructuur [39 t/m 45]!
Denk aan signaalwoorden, signaalzinnen en overgangszinnen met een verwijzend woord [32]
Slide 20 - Tekstslide
Het slot [38]
Geef een samenvatting
Cirkelrede (kom terug op je inleiding)
Eindig met een uitsmijter (tip: stel een vraag)
Nooit: "Dit was het."
Slide 21 - Tekstslide
En dan de uitvoering!
Slide 22 - Tekstslide
https:
Slide 23 - Link
En de gouden regel is:
Oefenen, oefenen en nog eens oefenen! In klas 1 en in klas 2 en in klas 3 en klas 4 en ...