Gesprekken voeren - Sociale media- les 2 herhaling theorie

GESPREKKEN VOEREN
 Les 1
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

GESPREKKEN VOEREN
 Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LESDOEL + PROGRAMMA
Aan het einde van de les kun je:
* Interactie en miscommunicatie herkennen in een fragment.
* Weet je het verschil tussen open vragen en gesloten vragen.
* Kun je doorvragen en controle vragen stellen in een gesprek.
Introductie van het onderwerp
  • Terugblik op de les
  • Oefenen met de theorie
  • Maken van de opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed gesprek = actief luisteren!
Zender - Boodschap - Ontvanger

Actief Lui
steren 
Samenvatten - parafraseren  [controle info + leiding nemen]
Doorvragen [herhalen, verduidelijken, doorvragen, stilte]

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 ACTIEF LUISTEREN = BETROKKEN ZIJN
  • Afsluiten voor andere dingen, de rust om te luisteren
  • Lichaamstaal (zithouding, oogcontact, rust) 
  • Knikje, 'mimiek'
  • Luistergeluiden [hmhm]
  • De ander laten uitpraten
  • Samenvatten / doorvragen



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afstemmen op gespreksdoel en gesprekspartner







Als je een gesprek voert moet je je boodschap afstemmen op je gesprekspartner. Dit doe je door een formele of informele toon te hanteren en je woordgebruik en de uitleg die je geeft af te stemmen op de voorkennis van je gesprekspartner.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOORTEN VRAGEN
  • Open vragen 
  • Gesloten vragen
  • Reflecterende vragen
  • Suggestieve vragen
  • Indirecte vragen
  • Directe vragen 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOORTEN VRAGEN
Open vragen                               (Wat heb je gisteren gedaan?)
Gesloten vragen                        (Heb je een computer bij je
Reflecterende vragen             (Hoe heb je je de afgelopen periode                                                                                       gevoeld?)
Suggestieve vragen                (Waarom was je vanochtend te                                                                                                  laat?)
Indirecte vragen                       (Ik zou willen weten of je mee gaat)
Directe vragen                           (Ben je blij met je studiekeuze?)

Slide 8 - Tekstslide

Reflecteren - Reflecteren betekent dat je nadenkt over je eigen ervaringen en gedrag. 
Een suggestieve vraag stuurt bewust naar de antwoordmogelijkheden 'ja' of 'nee'. Je herkent een suggestieve vraag aan het feit dat het gewenste of verwachte antwoord er al in doorklinkt.
Gesprekstechniek:

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doorvragen
Als je meer informatie wilt van je gesprekspartner kun je doorvragen. Een vraag die ingaat op een reactie van een gesprekspartner noem je een vervolgvraag.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

L, S of D?
Monica:
Wat vind jij van de beslissing die de examencommissie heeft genomen? 

Filip:
Ik vind het een stom besluit en ik snap echt niet dat die beslissing is genomen. 

Monica:
Welke beslissing had volgens jou dan genomen moeten worden?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld doorvragen
Monica:
Wat vind jij van de beslissing die de examencommissie heeft genomen? 

Filip:
Ik vind het een stom besluit en ik snap echt niet dat die beslissing is genomen. 

Monica:
Welke beslissing had volgens jou dan genomen moeten worden?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
De vragen uit het voorbeeld zijn open vragen. Open vragen zijn vragen waarbij de antwoordmogelijkheden niet vaststaan. 

Open vragen stel je als je een uitgebreider antwoord wilt horen of als je iemand de ruimte wilt geven om zijn verhaal te doen. 

Een open vraag begint met een vraagwoord, zoals wie, wat, waar, waarom, hoe en wanneer.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open en gesloten vragen
Gesloten vraag: alleen ja of nee, begint vaak met een werkwoord. 
open vraag: langer antwoord nodig, begint vaak met een 'vraagwoord': wie, wat, waar, waarom, hoe

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controlevraag stellen
Als je zeker wilt weten dat je de ander goed hebt begrepen, kun je een controlevraag stellen:
  • Begrijp ik het goed dat...
  • Als ik je goed begrijp... 
  • Dus volgens jou moet ik nu... 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Miscommunicatie 
Miscommunicatie: zender en ontvanger begrijpen elkaar niet goed.
INTERNE RUIS
EXTERNE RUIS
Emoties, zoald verdriet of boosheid
Verstoorde verbinding, zoals een wegvallende telefoonverbinding
Te weinig kennis van het onderwerp
Omgevingsgeluid
Afleidende gedachten
Afleiding in (non) verbale communicatie. Snel praten/ overdreven handgebaren.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Link

Deze slide heeft geen instructies