In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Koninkrijk der Nederlanden H3
Slide 1 - Tekstslide
Doelen
Eind van de les moet je kunnen uitleggen
1. wat een constitutionele monarchie is.
2. Hoe werd de 1e en 2e kamer gekozen + hun invloed
3. de plus- en minpunten van Willem 1.
4. Wat Belgie te maken heeft gehad met Nederland.
Slide 2 - Tekstslide
wat weet je nog van de Franse overheersing in Nederland?
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Video
1815
Landen in Europa willen voorkomen dat Frankrijk weer zo sterk wordt en creeeren een sterk land ter noorden van Frankrijk. Geef aan welke landen dat zijn.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Kaart
Geef aan welke landen dat zijn.
A
Duitsland en Belgie
B
Engeland en Ierland
C
Nederland, Belgie en Luxemburg
D
Denemarken en Duitsland
Slide 7 - Quizvraag
Koninkrijk der Nederlanden
- Ontstaat na val Napoleon.
- Constitutionele monarchie
Slide 8 - Tekstslide
Nederland krijgt een koning= monarchie
Koning Willem I
Eerste koning van Nederland
Slide 9 - Tekstslide
les 2
Slide 10 - Tekstslide
Doelen
Eind van de les moet je kunnen uitleggen
1. wat een constitutionele monarchie is.
2. Hoe werd de 1e en 2e kamer gekozen + hun invloed
3. de plus- en minpunten van Willem 1.
4. Wat Belgie te maken heeft gehad met Nederland.
Slide 11 - Tekstslide
Filmpje met vragen
1. Noteer alle positieve ontwikkelingen waar Willem 1 voor heeft gezorgd.
2. Wat zijn de minder positieve ontwikkelingen volgens de Belgen waar Willem 1 voor heeft gezorgd?
Slide 12 - Tekstslide
pluspunten Willem 1
Slide 13 - Woordweb
Slide 14 - Video
minpunten Willem 1
Slide 15 - Woordweb
Wat is het gevolg van het bestuur van Willem 1 op België?
Slide 16 - Open vraag
Zoek op in je boek
Wie benoemt de 1e en 2e kamer?
Wat doet de 1e en 2e kamer eigenlijk?
Waarom is Nederland niet echt een democratie? Wat zijn ministers?
Slide 17 - Tekstslide
De grondwet
- 1e kamer wordt benoemt door de koning. 2e kamer wordt indirect gekozen via de provinciale staten.
- wetten maken
- Alleen rijke mannen zatten in de 1e en de 2e kamer.
- Dienaren van de koning/ helpen regeren/ besluiten uitvoeren.
Slide 18 - Tekstslide
vragen maken
maak vraag 1 t/m 5 in stilte
Slide 19 - Tekstslide
Doelen
- Je kan aan het eind van de les uitleggen:
1. waarom er in 1848 een nieuwe grondwet kwam
2.De wijzigingen in de grondwet.
Slide 20 - Tekstslide
Staatsinrichting H3
Slide 21 - Tekstslide
Wat zag je net op de foto?
Slide 22 - Woordweb
Wat weet je al?
Beantwoord de volgende vragen!
Slide 23 - Tekstslide
Wat is het parlement?
A
de eerste en tweede kamer samen
B
het kabinet
C
de overheid
D
alle ambtenaren in Nederland
Slide 24 - Quizvraag
Wie heeft de macht in een democratie?
A
de regering
B
de overheid
C
de dictator
D
het volk
Slide 25 - Quizvraag
Wanneer werd Nederland het Koninkrijk der Nederlanden?
A
1800
B
1820
C
1815
D
1825
Slide 26 - Quizvraag
Koning Willem I was onschendbaar. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quizvraag
Thorbecke was een:
A
Communist
B
Socialist
C
Man van adel
D
Liberaal
Slide 28 - Quizvraag
Ministeriële verantwoordelijkheid =
A
De minister is verantwoordelijk voor zichzelf
B
De minister moet verantwoording afleggen aan de koning
C
De minister moet verantwoording afleggen aan het parlement
D
De minister moet verantwoording afleggen aan de minister-president
Slide 29 - Quizvraag
Nieuw in de grondwet van 1848 was:
A
Censuskiesrecht
B
Algemeen kiesrecht
C
De regering is de hoogste macht
D
Recht op onderwijs
Slide 30 - Quizvraag
vragen filmpje tot 3.30
- Let goed het filmpje geeft eerst een korte herhaling wat we al besproken hebben. Snap je het allemaal wat er wordt gezegd?
- Waarom liet Willem 2 een nieuwe grondwet maken?
- Wie schreef de nieuwe grondwet?
-Noteer alle wijzigingen in de grondwet van 1848.
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Koning Willem 2 wordt bang
waarom?
Slide 33 - Tekstslide
Waarom wordt Willem 2 bang?
Slide 34 - Open vraag
Grondwet 1848
Thorbecke schrijft een nieuwe grondwet.
Liberaal
koning Willem 2 geeft toe uit angst afgezet te worden.
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
In de grondwet staat dat de koning onschendbaar is. Welke zin hieronder gaat daarover?
A
De koning heeft het recht om wetten te maken
B
De koning kan alleen door de Tweede Kamer ontslagen worden
C
De koning maakt deel uit van het parlement
D
De koning valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid